cippes sépulcraux, découverts sur le sol de l'ancienne Carthago. Over deze zeer belangrijke vondst gaven H.A. Hamaker en C.J.C. Reuvens verdere toelichtingen in druk.
Met kolonel Rottiers uitgezonden om oudheden te verzamelen, Rottiers naar Griekenland en Humbert naar Italië, kostten zij aan het vaderland wel aanmerkelijke sommen, maar hun zendingen konden belangrijk worden genoemd. Etrurische bronzen en grafmonumenten, antieke marmeren beelden en een groote collectie egyptische oudheden werden voor Nederland verworven.
Een merkwaardige verzameling antieke en middeleeuwsche munten door H. bijeengebracht, kwam in het Koninkl. penningkabinet te 's Gravenhage; latere stukken in de collectie van prof. van der Chijs te Leiden.
Humbert was de vertrouwde vriend van den nederl. gezant te Rome, Reinhold. Te diens huize kwam de geleerde Niebuhr H. raadplegen over de juiste ligging van het oude Carthago. Ook Reivens, die voornemens was een groot werk over het oude Carthago te schrijven, stond voortdurend met Humbert in briefwisseling. Humbert, sinds jaren aan het zachte klimaat van het Zuiden gewend, kon zich niet meer aan dat van zijn geboorteland gewennen. Hij verkreeg verlof zijn pensioen in het buitenland te mogen verteren en woonde dan ook doorgaans in Italië, meest te Pisa, waar hij evenwel steeds in het belang der wetenschap werkzaam bleef. Hij overleed na een lange, smartelijke ziekte te Livorno. Zijn beeltenis bevond zich in de collectie Bodel Nijenhuis.
Zijn vrouw, een dochter van consul Nyssen, stierf met een eenig overgebleven dochter te Tunis aan de pest.
Zie: Handel. Maatsch. Ned. Letterkunde (1849), 132, 133; Alg. Ned. Familieblad XIV, 134, 135, 138, 139.
Regt