[Heemstra, Feye van (7)]
HEEMSTRA (Feye van) (7), geb. op Dotingastate te Dronrijp 1694, overl. op Heemstra-state 7 Sept. 1748, zoon van Schelte (1), die volgt, en diens tweede vrouw Catharina Johannesdr. van Scheltinga.
De verhalen van de veldslagen uit den mond van prins Joan Willem Friso, vriend zijns vaders, vernomen, waren waarschijnlijk de oorzaak dat hij reeds op jeugdigen leeftijd in militairen dienst trad. Bij de friesche garde ingedeeld, had hij nog onder de bevelen van den prins van Bouchain gediend. In 1728 was hij kapitein, in 1730 sergeant-majoor en in 1738 luit.-kolonel; hij werd 1 Maart 1743 kolonel. In dien rang nam hij deel aan den oorlog tegen Lodewijk XV, die de oostenrijksche Nederlanden trachtte te bemachtigen. Met zijn dapper regiment Oranje-Nassau-Friesland was hij in den slag bij Fontenoy 1745, waar hij door een musketkogel in den schouder werd getroffen. Nauwelijks hersteld ontving hij in 1746 in den slag bij Rocroy een nieuwe wonde in den buik, die hem noodzaakte het slagveld te verlaten, waar hij eerst nog tot luit.-generaal was bevorderd. De wonde bleek zoo ernstig, dat hij voorgoed den krijgsdienst moest verlaten. Hij leefde daarna te midden van zijn gezin op Heemstra-state en overleed aldaar twee jaar later. Volgens het Stamboek overleed hij 7 Sept. 1749, oud 53 jaar, volgens Rollema 7 Sept. 1748, oud 54 jaar, en werd te Oenkerk begraven. Het pompeuse rouwwapen in die kerk wordt door Craandijk beschreven. Hij huwde 18 Oct. 1733 te Oenkerk met Titia Helena v. Burmania, ged. te Leeuwarden 10 Sept. 1706, dochter van Ulbo Aylva v.B. (dl. VII, kol. 249) en van diens eerste vrouw Anna Maria van Sminia. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Er bestaan van hem twee door B. Accama geschilderde portretten in het Museum te Leeuwarden en in de coll. J. van Wageningen thoe Dekama op Decamastate te Jelsum.
Zie: Craandijk, Wandel. door Nederl. (ed. 1876) IV, 116; H. van Rollema, Wandelingen van mijn oud-oom.
Regt