[Heemstra, Feye van (5)]
HEEMSTRA (Feye van) (5), geb. te Coevorden? 1630, overl. 7 (17) Maart 1690, zoon van Feyo (4), luitenant in frieschen dienst, en van Maria Bannier.
Als kapitein beëedigd in 1666, werd hij in 1671 met Ulbe van Sixma benoemd tot majoor bij reg. no. 33 (reg. gardes van den stadhouder). In 1674 was hij commandeur van Ravestein. Hij was toen of kort daarna luit.-kolonel bij reg. no. 38. 4 Jan. 1676 benoemd tot sergeant-majoor, of wachtmeester, te Breda en commandant der stad, toen hij 28 Oct. 1676 commissie verkreeg als kolonel. Als kolonel van een regiment te voet benoemd tot commandeur van Emden 11 Dec. 1677, in plaats van den overl. kolonel van Ammama (Acte van den Prins van Oranje 11 Dec. 1677; Resol. St.-Gen. 18 Dec. d.a.v.). Hier geraakte van Heemstra in groote moeilijkheden. Hij had op 14 en 15 Januari 1682 als commandeur van Emden de burger-kolonels verhinderd in het doen van de ronde, zooals gewoon was en geraakte daarover in twist met de andere bezetting; de magistraat trok partij voor de laatste en deed aan Heemstra weten, dat hij de stad had te verlaten. Toen hij weigerde aan dit bevel te gehoorzamen, werd hij 19 Januari 1682 met vrouw en dochter ingescheept en te Delfzijl aan land gezet. Willem III, die van Heemstra zeer genegen was, en de raadpensionaris Fagel namen zijn partij, daarin gesteund door de Staten-Generaal. H.H.M. zonden 4 gedeputeerden voor onderzoek, terwijl van Heemstra zoolang te Delfzijl moest verblijven. Bij aankomst te Emden vonden de gedeputeerden 's lands militie ‘gedifameert’, de officieren ‘gegijselt ende bewaert’. H.H.M. gaven den magistraat te kennen dat zij ‘met de uytterste bevremdinge hebben verstaen, dat deselve den commandeur v.H. uyt eygener auctoriteyt ende sonder voorgaende advies ende goetvinden van H.H.M. tot groot disrespect van den Staat hebben gecasseert ende tegen syn dunck weggesonden’. Nadat hun verontschuldigingen waren aangeboden, zouden zij ‘de saeck berechten na behooren’. De uitslag was dat Heemstra als commandeur gehandhaafd bleef.
De manslag, waarover het Journaal van Huygens spreekt (dl. IV, kol. 322), was niet door F. van H., maar door den luit.-kolonel van het naar hem genoemde regiment gepleegd. (Het slachtoffer was Pieter Blesousky). Heemstra stond in hoog aanzien bij prins Willem III, die meermalen zijn raad inwon en opvolgde. Hij was een goed beoefenaar der friesche geschiedenis en was een der eersten, die het Geslachtboek des frieschen Adels (waarvan te Water melding maakt in zijn Verbond der Edelen) belangrijk aanvulde.
F. van H. huwde te Bolsward in Sept. 1658 Tjits van Aysma, geb. 23 Dec. 1633, overl. 11 Januari 1685, dochter van Schelte v. A. en van Tjemck van Osinga. Uit dit huwelijk sproten Feye (6), Schelte (1) en George Sigismund, die in dit deel voorkomen; bovendien Mary, gehuwd met Haring Harinxma thoe Heeg, en Ath, echtgenoote van Gerrolt Nicolaas v. Heemstra, die volgt.
Zie: Holl. Mercurius (1677), 240; Wiarda, Ostfries. Geschichte VI, 160, 161; Hora Siccama, Aant. Journaal v. Huygens, 315.
Regt