[Heem, Jan (1) Davidsz. de]
HEEM (Jan (1) Davidsz. de), bloem- en stillevenschilder, werd geb. in 1606 te Utrecht en is overl. te Antwerpen tusschen 14 Oct. 1683 en 26 April 1684. Zijn vader, David (1) de Heem, was ook schilder. Jan Dsz. de H. was eerst in de leer bij zijn vader te Utrecht, daarna bij B. van der Ast en omstr. 1629 bij David Bailly te Leiden. In 1626 was hij te Leiden gehuwd met Aletta van Weede, die hem twee zonen schonk, nl. David (2), geb. te Leiden 28 Nov. 1628, en Cornelis, die voorgaat, die ook stillevenschilder werd.
In 1636 vertrok J.D. de H. naar Antwerpen, was lid van het schildersgilde aldaar en werd burger der stad 28. Aug. 1637; hij was er bevriend met A. Brouwer en Jan Lievens. Zijn vrouw stierf te Antwerpen 29 Maart 1643 en een jaar daarna, op 6 Maart 1644, hertrouwde hij met Anna Ruckers uit Antwerpen, dochter van een pruikenmaker. Haar zoon Jan (2) Jansz. de H. werd ook schilder. Den 12en April 1658 bevindt hij zich in Leiden voor een erfenis van ƒ 600, als erfgenaam van Corn. Pieters van Zylhoek, te Leiderdorp overleden. Hoewel hij veel uit Antwerpen afwezig was, bleef hij burger van die stad. In 1669 was hij te Utrecht, bleef er drie jaar, was er lid van het St. Lucasgilde, maar moest toen naar Antwerpen vluchten, verdreven door den inval der Franschen in Holland. Te Antwerpen bleef hij tot aan zijn dood. Zijn tweede vrouw stierf in 1672 te Antwerpen. Toch bezat de Heem op 14 Oct. 1683 nog een huis in Utrecht.
Zijn vroege werken waren kleine stillevens van boeken met rookgerei enz., zoogen. vanitassen, in monochrome bruine of grijze tinten. Sommige doen denken aan die der haarlemsche schilders Heda en Claesz., andere aan P. Potter. De H. heeft vooral naam gemaakt als vruchten- en bloemschilder, op deze stukken komt gewoonlijk wat tafelgerei, allerlei eetwaren, een met fluweel bespannen doos, en somtijds bladranken voor; op den achtergrond gewoonlijk een zuil, een draperie enz. Uit H.'s antwerpschen tijd zijn ook een reeks ‘vanitas’-schilderijen, die geheel verschillen van de genoemde monochrome stukjes; zij stellen voor een doodskop in een met bladeren omringde nis. Men heeft gedateerde schilderijen van hem van 1640-67. Zijn signatuur is dikwijls niet te onderscheiden van die zijner familieledenschilders, meer dan eens is er met zijn signatuur geknoeid geworden. De H. heeft samengewerkt met Jan Lievens, Nic. Verendael, D. Teniers, H. Seghers enz. Zijn leerlingen waren: zijn zoon Cornelis, A. Coosemans, J. Rotius, J. Marrellus, H. Schook, A. Mignon, M. van Oostenrijk, P. de Ring, A. Benedetti. Zijn navolgers: J. de Claeu, H. de Fromenhou, Hannot, J. Mortel, van Son, E. v.d. Broeck. Naar hem werd gegraveerd een reeks van 18 bloemstukken uit het jaar 1653 en opgedragen aan Dav. Mich. Joyalier.
Zijn portret is geschilderd door J. Lievens; een geschilderd zelfportret is in het Rijksmuseum te Amsterdam; prenten door P. Pontius naar J. Lievens en door J. Houbraken.
Zie: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon I (1906), 656; U. Thieme u. F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler XVI (1923), 223 (door H. Schneider).
J.M. Blok