Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 298]
| |
St. Eustatius benoemd, werd 15 Juli 1751, op het eiland aangekomen uit Holland, als zoodanig geïnstalleerd. Vijftien jaren heeft hij dit ambt bekleed. 29 April 1776 volgde zijn benoeming tot commandeur; den 16den November d.a.v. aanvaardde hij zijn nieuwe betrekking. Een zijner eerste daden was de opening van de haven van het eiland voor alle amerikaansche schepen. Dit gaf herhaaldelijk aanleiding tot conflicten met Engeland. Het begon al in 1776. 16 November zou de vlag der amerikaansche opstandelingen op het eiland van het fort af officieel begroet zijn. De klachten der Engelschen leidden tot een opontbod van de Graaff, die eerst in 1778 in Holland kwam en zich tot genoegen verantwoordde; immers men liet hem teruggaan. Ook zijn bestuur van het eiland was niet van willekeur vrij. De schout bij nacht van Bylandt schrijft in een geheim rapport van April 1778, dat de Graaff zeer rijk is en velen van zich afhankelijk heeft gemaakt door het geven van geld op hun plantages. De Amerikanen vereerden de Graaff door twee kaperschepen te vernoemen naar hem en zijn echtgenoote. Nog vindt men zijn portret in het gouvernementshuis van New Hampshire, en St. Eustatius wordt in de geschiedenis genoemd als de plaats, waar de ‘stars and stripes’ het eerst erkend is. 3 Febr. 1781 kwam de dag der wrake, toen de engelsche admiraal Rodney het eiland te vuur en te zwaard verwoestte. De Graaff moest al zijn geld - volgens eigen opgave 54654 pesos - afgeven, werd naar Engeland gezonden, waar hij het te Northampton niet slecht had, en na den vrede vrijgelaten werd. Hij ging naar St. Eustatius terug, waar zijn weduwe Judith Godet in 1828 overleed. Het vermogen van de Graaff was blijkbaar hersteld, want de commissaris-generaal van den Bosch rapporteerde van zijn bezoek aan St. Eustatius op 1 Sept. 1828: ‘Een der belastingen, de collaterale successie, waarvan de opbrengst pro memoria is gebragt, zal over het jaar 1828 opbrengen p.m. ƒ 50.000.-, zijnde er op het eiland eene mevrouw de Graaf overleden, die volgens opgave van den heer commandeur van Raders een zoo aanzienlijk vermogen naliet, dat op dezen opbrengst kan gerekend worden’. Zie: L. Knappert, Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18de eeuw ('s Grav. 1932); J.H.J. Hamelberg, Eene bladzijde uit de geschiedenis van St. Eustatius in Vierde Jaarlijksch Verslag van het Geschied-, Taal-, Landen Volkenkundig Genootschap te Willemstad (1900); De West- Indische Gids, tweede jg., 558 e.v.; Het Koloniaal Weekblad, 12 Dec. 1929. de Gaay Fortman |
|