[Eyck, Goyart van]
EYCK (Goyart van), zoon van Roelof Goyartsz. en van Heilwich van Berckel, heer van Zeelst en Veldhoven, was, waarschijnlijk door toedoen van zijn zwager, Gerard Prouninck van Deventer (dl. I, kol. 1134) de partij van den Prins van Oranje toegedaan. Met den kwartierschout Jan van Esch beraamde hij in 1580 een samenzwering tegen het spaansch gezag en trachtte de Kempen te verlossen van de troepen van Haultepenne. Op last van Haultepenne werd van Eyck op het kasteel te Blaarthum, waar hij bij zijn moeder verbleef, gevangen genomen, ernstig mishandeld, en daarna gevankelijk naar het kasteel van Eindhoven overgebracht. Het kasteel van Blaarthum werd geplunderd. Vijf maanden lang bleef van Eyck gevangen. Omdat hij poorter was van 's Hertogenbosch, drong de magistraat dier stad op zijn vrijlating aan, daarin gesteund door den kardinaal-bisschop van Luik. Door medelijden bewogen met den toestand van zijn hoogst zwangere vrouw liet Haultepenne hem ten slotte vrij, nadat hij eerst een losprijs had betaald aan de soldaten, die hem gevangen namen.
Hij huwde met Elisabeth Prouninck van Deventer (dochter van Mr. Jacob, heer van Nieuw-Herlaer en van Barbara Bacx). Zij testeerden 10 Dec. 1603 op het huis te Zeelst.
Hun kinderen waren: Heilken, geb. op Nieuw-Herlaer, ged. 19 April 1567 in St. Janskerk te 's Hertogenbosch, overl. vóór 1603; Rutger, ged. 3 Oct. 1568 in St. Janskerk te 's Hertogenbosch, kinderloos gestorven; Jacob; Barbara, begraven te Baexem, in 1602 gehuwd met Andries van Pollaert (overl. 1610) en hertrouwd met Johan van Keverberg, genaamd Meuwen, den stamvader der van Keverberg's van Aldengoor.
Zie: Taxandria XVI, 247; XXI, 124 e.v.; XXVII, 67-68; v. Sasse v. IJsselt, Genealogie der adellijke familie van Eyck in Bijdr. v.h. Prov. Gen. van K. en W. in Noord-Brabant (1918), 15-17; L.G.A. Houben, Gesch. van Eindhoven I, 179-180.
Heeren