dit college werd en in 1820 raad-fiskaal) en Johanna Petronella Martinus. Op 14- jarigen leeftijd op Curaçao gekomen, duurde het niet lang, of hij trad in gouvernementsdienst, waarin hij opklom tot koloniaal secretaris. Ook tal van andere functies bekleedde hij, o.a. was hij lid der schoolcommissie. Nog als koloniaal secretaris werd hem een zending naar Venezuela opgedragen, waarvan de ware bedoeling nooit bekend gemaakt is. In 1836, na het vertrek van zijn vader, trad hij als gezaghebber ad interim op en in 1848, toen de gouverneur Esser vertrokken was, als waarnemend gouverneur, tot hij dezen het volgend jaar definitief opvolgde. In dezen tijd gaf de verhouding met Venezuela telkens weer aanleiding tot moeilijkheden. Venezolaansche uitgewekenen vonden schuilplaats op Curaçao en dikwijls sympathie bij de bevolking, hoewel het bestuur zich tegenover de wettige regeering correct gedroeg. Onder dezen gouverneur kwam in 1850 de Spaar- en beleenbank tot stand. Amelunxen deelt mee, dat de hoedenvlechtindustrie in dezen tijd tot ontwikkeling kwam. Dahlhaus noemt Elsevier ‘den meest vijandigen tegenstander’ van den roomsch katholieken bisschop Niewindt. Met stelligheid wordt verhaald, dat hij niet vrijwillig heenging, maar naar het moederland teruggeroepen werd. Anderzijds werd van Curaçao uit op zijn terugkeer, tevergeefs, aangedrongen.
Zijn portret bestaat als prent door C.W. Mieling.
Zie: Amelunxen, De geschiedenis van Curaçao opnieuw verteld; Dahlhaus, Monseigneur Martinus Joannes Niewindt eerste apostolisch vicaris van Curaçao. Een levensschets; K.H. Corporaal, De internationaalrechtelijke betrekkingen tusschen Nederland en Venezuela (1816-20).
de Gaay Fortman