ook in zijn persoonlijk leven, want ondanks zijn bisschoppelijke wijding had hij zonen en dochters, die hij met kerkelijk goed ruim doteerde; bovendien bezorgde hij allerlei voordeelen en ambten aan zijn andere familieleden. Zijn voortdurende geldnood dreef hem tot allerlei voor het Sticht nadeelige transacties, zoodat hij het bisdom op den rand van den afgrond bracht. Om te voldoen aan de verplichtingen, die hij in het begin van zijn bewind moest maken en die op ongeveer een half millioen naar hedendaagsche waarde kunnen worden geschat, nam hij geld op bij de Lombarden in den Bosch voor een woeker-interest, en was weldra gedwongen het Nedersticht aan een consortium van heeren, die allen vrienden van Holland waren, te verpanden (1328), terwijl de familieleden de sloten van Goor en Vollenhove met de daarbij behoorende regeeringsdistricten in pand kregen. Desondanks kon de bisschop in 1331 de heerlijkheid Diepenheim voor het Sticht aankoopen. Sinds 1331 begonnen de graven Reinoud II van Gelre en Willem III zich direct met het Sticht te bemoeien en sloten een verdrag, waardoor zij elkanders invloedssfeeren afbakenden. Zij namen dan in 1334 alle schulden van den bisschop over, waarbij echter het Nedersticht aan Willem III en het Oversticht aan Reinoud II als onderpand werd toegewezen. De graven hadden nu slechts de vroegere pandbezitters uit te koopen. Willem III had het daarmede gemakkelijk en hij werd inderdaad met den titel van momber als bestuurder van dit gebied benoemd. Toen de zaken aldus stonden, stierf bisschop Jan, 1 Juni 1340.
Zie: Joh. de Beka, De episcopis Ultraiectinis, ed. A. Buchelius (1643), 112; Willelmi Capellani in Brederode postea monachi et procuratoris Egmondensis Chronicon ed. Pijnacker Hordijk in Werken H.G. 3e serie 20 (1904), 120; S. Muller Fz., Registers en rekeningen v.h. Sticht Utrecht, 2 dln. Werken H.G. Nieuwe serie 53 en 54; dez., Regesten v.h. archief der bisschoppen v. Utrecht (Utr. 1917); dez., Regesten v.h. archief der stad Utrecht (Utr. 1896); dez., Het middelpunt van de geschiedenis der Ned. gewesten in Schetsen uit de M.E. I, 1; dez., Een bisschoppelijke hofhouding, aldaar II, 105; R. Post, Geschiedenis der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (Utr. 1933), 95.
Post