[Delff, Cornelis Jacobsz.]
DELFF (Cornelis Jacobsz.), schilder, werd geb. in 1571 te Delft en is aldaar begr. 15 Aug. 1643. Hij was de oudste zoon van Jac. Willemsz. Delff (die volgt) en van Hester van Oudheusden. Hij werd vóór 1611 in het gilde te Delft opgenomen en begraven in de Nieuwe Kerk aldaar. Hij was de broeder van Rochus D. en den graveur Willem Jacobus Delff en heeft zelf 2 of 3 zonen en twee dochters gehad. De oudste der zonen, Adriaan D., werd schilder, misschien was Claes Corn. D. ook een zoon; verder had hij een zoon Jacob, die notaris te Rotterdam werd (protocol van 1634 tot 1670). Zijn dochters waren Anna, op één na de oudste en gehuwd met Jacob van Noortwijck, en Clasina, de op 2 na oudste, gehuwd met Gerrit Uytenhorst. 18 Juli 1629 en 23 Aug. 1641 schildert hij de vaandels der stad Delft. In 1620 heeft hij een taxatie met Hans Jordens. C.J. Delff was een der vroegste stillevenschilders; zijn leermeester was zijn vader en niet, zooals Houbraken zegt, Corn. Cornelisz. van Haarlem. Ook heeft C.J.D. voor het huis van Frederik Hendrik te Rijswijk het bovenstuk van een deur geschilderd, nl. een vruchtenstuk waarvoor hij op 19 Nov. 1637 ƒ 250 ontving. In een zijner groote stillevens heeft, naar het heet, Rubens de figuren geschilderd. Behalve stillevens schilderde hij ook bijbelsche voorstellingen (inventaris 1653 burgemeester Joost v. Adrichem te Delft).
Zijn geschilderd portret komt voor op een familiestuk door J.Wz. Delff in het Rijksmuseum te Amsterdam; een prent door J. Ladmiral.
Zie: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon I (1906), 392; L. Burchard in U. Thieme u. F. Becker, Allgemeines Lexikon der Bildenden Künstler IX (1913), 14; H. van Hall (en B. Wolterson), Repertorium voor de geschiedenis der schilder- en graveerkunst etc. ('s Gravenhage 1935), 343; Oud-Holland (1925).
J.M. Blok