met Maria van Asch (van der Ast) had drie zonen, Ambrosius, Johannes en Abraham, die alle drie bloemschilders waren; en twee dochters Maria en Johanna (de laatste was in Heidelberg woonachtig en gehuwd met Walter Krueger), in dienst van den keurvorst van de Palts. In 1597 en met onderbrekingen tot 1613 was Ambr. B. de Oude deken van het schildersgilde te Middelburg, van 1616 tot 1618 schijnt hij in Utrecht gewoond te hebben, daarna in Breda; hij is in 1621 te 's Gravenhage overleden, waar hij tijdelijk was ten huize van jhr. Schuermans om eenige bloemstukken te leveren voor den bottelier van den Prins. Behalve zijn drie zoons waren zeer zeker Roelant Savery, waarvan het bekend is, dat hij in verbinding stond met de familie Bosschaert, en B. van der Ast onder zijn invloed.
Op de bloemstukken van Ambr. B. den Oude is de bloemkelk het voornaamste, de bladeren zijn schaarsch. De bloemen zijn meestal frontaal in de vaas gerangschikt, welke dikwijls van goud of brons is met rijke contours; opvallend is de onlogische verbinding tusschen vaas en bloemen. De vorm, de omtrek der bloemen is het voornaamste, aan kleur en toon wordt minder de aandacht geschonken. Veldbloemen komen veel voor. Een der belangrijkste schilderijen is dat in het Mauritshuis te 's Gravenhage, zijn vroegste is dat te Weenen uit 1609. Verscheidene bloemstukken van B. bevinden zich in Zweden. Zijn schilderijen vormen een groep van ca. 22 stuks, waarvan de jongste dateert van 1620.
Zie: A. Bredius in U. Thieme u. F. Becker, Allgemeines Lexicon der bildenden Künstler IV (Leipzig 1910), 400; De Helsche en de Fluweelen Brueghel en hun invloed op de kunst in de Nederlanden naar aanleiding van de tentoonstelling in den kunsthandel P. de Boer (Amst. 1934); A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon (Wien u. Leipzig) I, (1906), 153; III (1911), 34; voor reproducties naar zijn werken en verdere gegevens raadplege men het materiaal van het Rijksmuseum te Amsterdam (afd. Prentenkabinet) en de gegevens in het Rijksbureau voor kunsthist. documentatie te 's Gravenhage.
J.M. Blok