woestten van een gebouw, dat de magistraat wilde stichten op den grond van de H. Stedekapel, voor den wolhandel, waarvoor zij tot ƒ 50.- boete elk waren veroordeeld. Onder haar was de zuster van Claes, Cathrijn Hillebrantsdr., gehuwd met Frans van Campen.
Toen Karel V in 1540 de H. Stede bezocht, schreef Alardus een aan Claes Boelens opgedragen Parasceve ad S.S. Synaxim (Voorbereiding tot de H. Communie). Deze was toen reeds ziekelijk; op zijn verlangen heeft Alardus dit boekje geschreven, dat ook een ‘Panegyris’ voor den keizer bevat. Alardus dichtte in 1540 zijn grafschrift, dat hem noemt als ‘Censor’ (morum) en vermeldt dat hij de partijschappen onderdrukte en de kloostertucht streng handhaafde. Hij gaf veel geld aan weezen, verlaten meisjes en armen, en zorgde voor den luister der altaren. Hij werd begraven in de Nieuwe Kerk in het Boelenskoor, waar een groote, fraaie zerk, waarop zijn spreuk en zijn levensgroot beeld in priesterlijk ornaat is uitgehouwen, zijn graf dekte, doch nu verplaatst is.
Op het altaar van deze kapel was een groot geschilderd familietafereel te zien, waarbij ook het portret van Claes voorkwam. De befaamde amsterdamsche hervormde scholarch Joannes Sartorius prijst Claes Boelens als zijn maecenas.
Zie:Sterck, Het Boelens of Otterskoor in de N. Kerk in Oud- Holland (1893); dez.,De H. Stede in de Geschiedenis v. Amsterdam (1928); dez., Onder Amsterdamsche Humanisten in de XVIe eeuw (Amst. 1934).
Sterck