den Keizer tegen koning Ovo van Hongarije (1042) en aan de keizerlijke expeditie van 1046 tegen den graaf van Holland. Met de bisschoppen van Luik en Metz ondernam Bernold in 1049, in verstandhouding met den Keizer, den krijgstocht tegen Dirk IV, die bij Dordrecht in een hinderlaag gelokt en omgebracht werd.
Over zijn werkzaamheid als geestelijk opperherder is nog minder bekend. Men kan alleen uit de voorhanden gegevens afleiden, dat hij ook in dezen nauwe verstandhouding hield met den kerkelijk-gezinden keizer Hendrik III en, evenals deze, de Cluniacenser beweging tot kloosterhervorming en de geleidelijke inperking der leekenvoogdij over kerken en priesters bevorderde. Zoo wordt Bernold's tegenwoordigheid gemeld bij de in 1040 voltrokken consecratie der kloosterkerk van Stavelot, het klooster van den heiligen Poppo (overl. 1048), groot bevorderaar van kloosterhervorming en zuivering van den clerus. Ook was Bernold in 1049 met de meeste duitsche bisschoppen aanwezig op de groote synode te Mainz, waarop ook Paus en Keizer verschenen en o.a. scherpe bepalingen werden gemaakt tegen simonie, celibaatsschennis en leekenbezit der kerken. Ook Bernold's verstandhouding met de S. Paulus-abdij, onder en door hem van Hohorst naar Utrecht verplaatst, is een aanwijzing voor den geest, die hem bezielde. De traditie heeft hem tot den grooten kerkenbouwer gestempeld (vandaar dat een in 1869 te Utrecht gesticht katholiek genootschap ter bevordering der kerkelijke kunst zich naar hem S.-Bernulphusgilde noemt), maar historisch staat daarvan niets vast, al is het zeer wel mogelijk, dat hij de bouwheer was van drie utrechtsche kapittelkerken (S. Pieter, S. Jan en S. Paulus) en de S. Lebuinuskerk te Deventer.
Waarop Bernold's faam als heilige berust, is niet te zeggen. Hij behoort tot de niet-gecanoniseerden, wier vereering plaatselijk is toegelaten op grond van een oude traditie. Wanneer die vereering begonnen kan zijn, valt niet te bepalen. Het eerste bericht daaromtrent uit de 14de eeuw is verdacht. Vóór de 16de eeuw komt hij in liturgische bronnen niet voor. Via 16de-eeuwsche martyrologia e.a. liturgische bronnen is zijn naam in de propria van missaal en brevier van het huidige aartsbisdom gekomen. Het schijnt, dat hij in de 16de eeuw bij voorkeur bij ziekten werd aangeroepen en dat men wonderbaarlijke genezingen aan zijn voorspraak toeschreef.
De Acta Sanctorum der Bollandisten plaatsen zijn feest op 19 Juli.
Volgens Heda werd Bernold begraven op het S. Pieterskerkhof. Eerst eeuwen later zou het lijk overgebracht zijn naar het koor der kerk. Zulk een translatie is een stereotiep element in heiligenlegenden. Mocht deze als historisch aangenomen kunnen worden, dan kan de vereering zoowel als aanleiding er toe als een gevolg er van worden opgevat. In verband met een verbouwing van het koor der S. Pieterskerk werd het graf in 1656 geopend. Men vond de resten van het lijk toen in een sarcophaag van rooden zandsteen in gezelschap van een kelk, een pateen en een ring (alle drie thans in het Rijksmuseum) benevens eenige resten van een kromstaf en van kleeding. De overschotten van het lichaam en de kleeren zijn in een kistje gedaan en weer in de roode sarcophaag gesloten. Van de ontdekking is door den kapittelsecretaris Houwert een akte in duplo opgemaakt. Deze secretaris had echter voor zichzelf enkele kleine deelen van het gebeente en de kleeding behouden. Deze relikwieën heeft hij in een zilveren medaillon doen sluiten, dat in zijn familie bewaard gebleven is