instelling en met kracht heeft hij aangedrongen op de oprichting van een centraal rijksbureau voor de statistiek, waardoor alle statistische arbeid van één middelpunt uit geleid en gecontroleerd zou kunnen worden en dat zijn bemoeiingen zou kunnen uitstrekken tot tal van terreinen die nu braak bleven liggen. Uitgerust met een groot gemak in het hanteeren van vreemde talen was hij de aangewezen afgevaardigde op statistische en demografische congressen. Hij nam een werkzaam deel aan de oprichting van het Institut International de Statistique, dat in het voorjaar van 1887 zijn eerste zitting te Rome hield, waarbij intusschen Beaujon, door ziekte verhinderd, niet aanwezig kon zijn. In het Bulletin van dit Instituut verscheen een artikel van zijn hand. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Société de Statistique te Parijs gaf hij een verhandeling uit getiteld La statistique officielle aux Pays-Bas (Nancy 1886). Een artikel van zijn hand in de Revue de Belgique (1883) getiteld L'état et l'alcool à propos d'une loi récente en Hollande gaf aanleiding tot een polemiek in de nos. 22, 25 en 26 van De Volksvriend, alg. weekblad uitg. door de Ned. ver. tot afschaffing van sterken drank (1883).
Aan de richting en de methode van dezen econoom en statisticus en aan het standpunt dat hij innam ten opzichte van de scholen, die vooral in Duitschland elkaar zoo fel bestreden, wijdt Verrijn Stuart eenige beschouwingen. Beaujon was een theoreticus, die zijn deducties toetste aan de feiten en die, omgekeerd, door het scherpzinnig groepeeren en hanteeren van het feitenmateriaal kwam tot merkwaardige algemeene conclusies. Onvermoeid strijder voor de liberale gedachte, toen andere nieuwere richtingen zich met kracht een weg begonnen te banen, ‘stootte hij zich aan velen, en stootten velen zich aan hem’, zooals Pierson opmerkt; ‘het zou een stroeve wereld zijn, die uit louter zulke mannen bestond, maar een wereld zonder merg of pit waarin zij ontbraken’. Als docent viel hij blijkbaar zeer in den smaak; de zaal, waarin hij te Amsterdam zijn colleges gaf, was te klein om de toehoorders te bevatten.
Beaujon schreef ten slotte nog een biografie van Henry Fawcett in Mannen en vrouwen van beteekenis, 17e bundel (1886), no. 8.
Zie: C.A. Verrijn Stuart, Prof. Mr. Beaujon in Bijdragen van het Statistisch Bureau (1891), 1; N.G. Pierson, A. Beaujon in de Economist (1891), 1; Een halve eeuw II, 47; J.S. Theissen in Gedenkboek van de Universiteit van Amsterdam (1932), Aanhangsel, 10.
Wijnman