[Attama, Goffa]
ATTAMA (Goffa), afkomstig uit Abbega, waar hij in 1487 pastoor was. Het jaar 1508 scheen zijn sterfjaar te worden. Hij bekleedde toen de waardigheid van persona der parochiekerk te Oosterend, gewijd aan St. Maarten. Hij teekende op 9 Juli 1508 (St. Geertruidsdag) zijn testament, waarbij onder meerdere beschikkingen het Sint Geertruidsleen werd ingesteld. Sint Geertruid, patrones der parochiekerk te Abbega, werd eigenaresse van landerijen, die jaarlijks opbrachten 60 hoornsche guldens. Deze landen zouden uitmaken de bezittingen van een leen, ‘Sint Geertruit de heilige Jonckfrouwe tot haire sissen’. In de kerk te Abbega zou het altaar van het leen verrijzen ‘ende op dit leen’, zoo bepaalde het testament, ‘schil al tida op wessa een van sijn bloet da sibste, en isser nimmen van sijn bloet der Prester is ofte Prester wil wirde, soo schillet Goffa sibsta twe frunden mei eeck de persona ende voogden in Abbege altijda een tiesa op dit leen in 't eeuwich, ende Prester schildich wessa alle wijcken tria missen toe lessen voor H. Goffa Ziel, ende eens in da wijcke een Vigilia van nioegen lectien, met de laudes Domini een ende elcker Jeers een vigilia als voorgeschr. op sijn Jeerstont enda missa dwaen in dat eeuwich.’ De opbrengst der leengoederen diende alzoo voor onderhoud van den leenspriester, wiens taak uitsluitend bestond in het lezen van de opgedragen zielmissen. Krachtens het testament kon men uit de inkomsten van het leen worden opgeleid tot priester. Als testament-executeur werd aangewezen Douwe Pibez te Dronrijp, een neef van den stichter, naar wien het in 1511 gestichte en nog bestaande Douwe Pijbesleen genoemd wordt. Toen bij resolutie van 31 Maart 1580 de overheid de uitoefening van de r.-kath.j godsdienst verbood, werd de bestemming
van het leen in overeenstemming met