verspreiding van kettersche gevoelens, week hij uit naar Goslar in Brunswijk, en arbeidde daar in de zilvermijnen. Pogingen om zijn huisvrouw te bewegen, aldaar bij hem te komen wonen, slaagden niet.
Kort daarna gaf Cornelis twee brieven in het licht, een aan de regeering van Dordrecht, en de andere aan de burgerij, die hij zelf in zijn geboortestad bij honderden exemplaren verspreidde, en waarin hij verklaarde niet van zijn godsdienstige gevoelens afstand te kunnen doen. Hij werd terstond in hechtenis genomen, en 6 Apr. 1527 door den griffier van het hof van Holland Arend Sandelin ondervraagd. Daar hij in zijn gevoelens volhardde, werd hij naar den Haag gevoerd, om daar voor het Hof terecht te staan. De rechters aarzelden om over den man, die zooveel geloofsmoed betoonde, vonnis te vellen. Pogingen van het Hof, om bij de landvoogdes verzachting van de toe te passen straf te verkrijgen (gevangenisstraf in plaats van doodstraf) faalden, als ook een nieuwe poging in Febr. 1528. Evenwel werd de behandeling der zaak en het vellen van een vonnis daardoor steeds uitgesteld, tot eindelijk 26 Oct. 1529 de uitspraak van het Hof Cornelis Woutersz. veroordeelde tot den zwaarde, zijn lijf gesteld op een rad en zijn hoofd op een staak, met verbeurdverklaring van al zijn goederen. Met volle overtuiging van zijn geloof, en verklaring, dat het hem leed was, dat hij ooit zijn geloof volgens de leer van Luther had herroepen, is Comelis Woutersz. den dood ingegaan.
Zie: Kerkhist. Archief IV, 1-22 en 409.
van Dalen