de Rekenkamer; kapitein van een compagnie hellebaardiers, gouverneur en kapitein-generaal van het hertogdom Limburg en van de landen van Overmaas (bevattende de landen van Valkenburg, 's Hertogenrade en Daelhem), bij brieven van 26 Maart 1758, welk ambt hij tot 1794 bekleedde; geheimraad van den tegenwoordigen staat in 1770, ten slotte kapitein der compagnie adellijke boogschutters-garden, bij brieven van 12 Nov. 1791. Hij was bij diploma van 1 Febr. 1744 tot graaf verheven; vluchtte in 1796 naar Duitschland en vond zijn graf te Regensburg, hetwelk zich bevindt rechts bij den ingang van de stiftskerk van St. Emmeranus. Hij huwde met Maria Anna Francisca Eva gravin de Souches, sterrekruisdame en hofdame van de Keizerin, weduwe van keizer Karel VI (overl. te Brussel 6 Mei 1770, begraven in de kerk van Soiron 9 Mei 1770), dochter van Charles Joseph Ratwit en van Anna Maria, gravin van Schlick, van Passau en Weiskirchen. Hij hertrouwde Marie Antoinette Henriëtte, gravin de Rahier, kanunnikes van Maubeuge (overl. te Luik 29 Febr. 1816), dochter van Hendrik Joseph en van Maria Agnes de Berlaymont. Uit het eerste huwelijk werden twaalf kinderen geboren, die meest jong stierven, o.a. Philippe Joseph Eugène Charles, geb. te Soiron 4 Nov. 1746, overl. te Weenen in Sept. 1799, kanunnik van St. Lambert te Luik (aangenomen 30 Oct. 1767), raad van de Kamer der financiën en van de Rekenkamer van Luik; en Charles Alexander Joseph, geb. te Brussel 2 Sept. 1754, zijn sterfdag is ons onbekend; hij was keizerlijk kamerheer en luitenant bij een regiment Walachen.
Zie: Eugène Poswick, Histoire biographique et généalogique de la noblesse Limbourgeoise (Liége 1873) I, 323, 325-326; Jos. Habets, Les gouverneurs du Limbourg in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XIV (1877), 201; dez., Het grafmonument van graaf Philip Joseph van Woestenraedt, gouverneur van Limburg in Maasgouw (1883), 897-898.
Verzijl