[Vos van Nederveen Cappel, Mr. Cornelis Lodewijk de]
VOS VAN NEDERVEEN CAPPEL (Mr. Cornelis Lodewijk de), geb. te Utrecht 16 Nov. 1804, overl. te Scheveningen ('s Gravenhage) 13 Mrt. 1885, was de zoon van Mr. Hendrik Daniël de Vos en Theodora Odilia Suffrida Rossijn.
Hij werd in zijn geboortestad 19 Juni 1822 als student ingeschreven en promoveerde aldaar 14 Dec. 1827 op een dissertatie De firmanda donatione inter vivos apud acta.
Hij werd advocaat aldaar en werd 16 Sept. 1838 benoemd tot substituut griffier bij de arrondissements-rechtbank te Utrecht, 25 Sept. 1840 tot officier van justitie bij die rechtbank en 3 Mrt. 1852 tot haar president.
Op 7 Dec. 1855 werd hij benoemd tot lid van den Hoogen Raad en verhuisde hij naar 's Gravenhage. Op 6 Apr. 1878 werden op voordracht van minister Mr. H.J. Smidt 7 leden van den Hoogen Raad, onder wie de Vos, voor vice-president van dat college door hun medelid Mr. F.B. Coninck Liefsting voorbijgegaan, terwijl de voordracht aan den Koning van deze benoeming slechts inhield, dat hij zeer bekwaam was. De Mr. Smidt opvolgende minister van justitie Mr. A.E.J. Modderman, schoonzoon van de Vos, aarzelde niet om, toen er een vacature van president was ontstaan, den Koning de Vos, oudsten der leden in dienst, als president voor te dragen, dus met voorbijgaan thans van den vice-president Liefsting; 11 Sept. 1882 werd hij benoemd.
Weinige jaren later verzocht hij met het oog op zijn gezondheid ontslag, dat hem 21 Febr. 1885 met ingang van 1 Apr. d.a.v. eervol verleend werd. Nog voor laatstgenoemde termijn intrad, overleed hij. In zijn plaats werd wederom een der in 1878 voorbijgeganen tot president benoemd.
Hij huwde 15 Sept. 1842 Anna Elisabeth Maria Graevestein, geb. 8 Juli 1812, overl. 11 Jan. 1883, bij wie hij 2 zonen en 2 dochters had.
Ramaer