Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, Rijks Prentenkabinet: vier zeegezichten, een 12-tal landschappen, ruitergevecht bij een stadspoort, het huis te Brederode, dorpskerk; ald., Mus. Fodor: strand met vele figuren, stadsgracht; Haarlem, Mus. Teyler: duinen, 3 stuks boschrand, watermolen, berglandschap, omstreken van Arnhem, (aan hem toegeschreven worden aldaar: schepen op rivier, strand, Zuiderzee, zeegezicht); Rotterdam, Boymans: 5 stuks riviergezichten, Huis ter Gouw; Brussel, coll. de Grez: Amersfoort; in de vroegere verzam. Köster te Leipzig: strand; Bremen, Kunsthalle: boerenhof; Londen, Britsch Museum: verscheidene; ald., verz. Sir Rob. Witt, drie stuks, o.a. visschers aan het strand; Haarlem, verz. Koenigs: strand; Leiden, Prentenkabinet: twee stuks; Amsterdam, vroeger in de verzam. Six: gezicht op Rhenen; Maartensdijk, verz. Lugt; 's Gravenhage, Hofstede de Groot: landschap; Dresden: twee boschgezichten; Weenen, Albertina: rivierlandschap, schip in ruwe zee, oude kerk in landschap, rotslandschap, herberg aan rivier met vele figuren; Leipzig, Prentenkabinet: strand met visschers, die hun vangst uitspreiden; Frankfort, Städ. Instit.: ruïne aan het water met op den voorgrond een boot met een man; Berlijn, Prentenkabinet: zeehaven; New-York, verz. Pierpont Morgan: Scheveningen.
Hij etste een paar landschappen, maar zijn belangrijkste werken in deze techniek zijn zijn dieren, die voor dit onderwerp tevens tot de vroegste in de holl. kunst behooren; hij hanteert de etsnaald los, zonder in zijn teekening iets van het levendige der dieren in te boeten. Hij maakte een twintigtal etsen: een beek, dorp met twee torens, open plek in een bosch, landtong, transport van graan, boschje aan kanaal, begroeide heuvel, herberg, oude burcht, visschers van Scheveningen en een reeks dieren, n.l. hazewind en loopende hond, twee hazewindhonden, het grazende paard, karrepaard, schapen, varkens, ganzen, kalkoenen, geiten, hond aan een ketting.
Naar zijn ontwerpen graveerden: C. Josi, W. Unger, W. Hecht, F.L. Busby, Dequevauvillers, C. Queborn, C. van Dalen, Th. Matham, P.C. Canot, J. Ossenbeeck, S. Savry, P. Nolpe, Ploos v. Amstel, G. Greuse, Bougeau, W. Rohr, D.v. Bremden. Ook ontwierp hij illustraties voor: J. Cats, 's Werelts Begin, Midden en Eynde besloten in den Trou-ringh enz. (1637) en voor C. Barlaeus, Medicea Hospes (1639).
Zie: A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon (Leipzig 1910), II, 803, III, 173; A.M. Hind, A short history of engraving and etching (London 1921), 193, 170, 357; P. Kristeller, Kupferstich und Holzschnitt in 4 Jahrh. (Berlin 1921), 365; A. Houbraken, De Groote Schouburgh der Nederl. Konstschilders en schilderessen (Amst. 1718-29), II, 325; C. Immerzeel, De Levens en werken der holl. en vl. kunstschilders enz. (Amst. 1843), III, 202; H. Kramm, De levens en werken der holl. en vl. kunstschilders (Amst. 1857-64), VI, 1780, suppl. 163; G.K. Nagler, Neues allgemeines Künstlerlexikon (München 1835-52), 461, 463; G.K. Nagler, A. Andressen u.C. Clausz, Die Monogrammisten (München 1871-79), II, 1109; A. Bartsch, Le peintre-graveur (Weenen 1803), I, 21; Ch. Blanc, Manuel de l'amateur d'estampes, (Paris, 1854-90), IV, 164; E. Dutuit, Manuel de l'amateur d'estampes (Paris 1881-88), 532; R. Weigel, Suppl. au peintre-graveur d' A. Bartsch (Leipzig 1843), 3; Fr. D.O. Obreen, Archief voor Nederl. Kunstgeschie-