Schorer en Jacobus Fruytier (zie dl. VI, kol. 525). Margaretha van Dijk (dl. VIII, kol. 453) stond aan zijn kant. Na zijn dood verliep zijn aanhang. Niettemin verscheen: Verzameling der werkjes van den heer Jacob Verschoor en eenige zijner discipelen (Amst. 1731). Nog tijdens zijn leven verscheen: Het opregte gereformeerde gevoelen van de vervolgden door de classen van Walcheren, dat zelfs een opdracht bevat ‘aan de Ed. Achtb. Heeren van Middelburg’. Verschoor gaf uit een Conferentie.... na het gesprek van 1697. Zijn vrienden lieten in 1700 een zilveren penning slaan, beschreven in de Vries en de Jonge, N. Gedenkp., dl. II; ook een gedicht, vermeld in de la Rue, Geletterd Zeeland (1741), 238. Zijn volgers heeten ‘Verschoristen’, en worden ook ‘Hebreeuwen’ genoemd, omdat, naar zij meenden, ieder hunner de hebreeuwsche taal moest kennen of althans beoefenen. Men rekent hen ook tot de ‘Antinomianen’ of ‘Wetsbestrijders’.
Zie: J. Reitsma, Gesch. v.d. Hervorming en de Herv. Kerk der Nederl. (3de dr., Utr. 1916), 660 v.; Ned. Arch. voor Kerkel. Gesch. I (1841), 274, VIII (1848), 67-91; Doopsgezinde Bijdragen (1891), 65.
Knipscheer