hij 26 Dec. 1842 benoemd werd tot burgemeester van Kampen. Hij bleef dit tot zijn overlijden.
De raad van Kampen koos hem 1 Juni 1843 tot lid der Provinciale staten van Overijsel. Toen zijn zwager jhr. Mr. J.A. Sandberg door den raad van Zwolle op 2 Juni 1845 als zoodanig niet herkozen was, en dus vanzelf als lid van Gedeputeerde staten zou moeten aftreden, verzocht Wttewaall denzelfden dag aan den Koning ontslag als lid en dit werd hem bij besluit van 5 Juni verleend. Op 9 d.a.v. verkoos de raad van Kampen Sandberg in zijn plaats.
Hoewel hem daarna vele malen een candidatuur voor lid der Staten werd aangeboden, heeft hij die nimmer aanvaard, tot hij 9 Mei 1865 als zoodanig in het district Kampen gekozen werd en hij de benoeming aannam.
Kort daarna, 26 Juni 1866, werd hij in het district Zwolle tot lid der Tweede Kamer gekozen. Toen hij Keuchenius (dl. I, kol. 1246), van wien hij meende, dat deze van dezelfde conservatieve beginselen was als hij, een motie van afkeuring tegen het door hem met ingenomenheid begroete nieuwe kabinet Heemskerk-van Zuyien van Nijevelt zag indienen en deze motie op 27 Sept. zag aannemen, schokte dit den gemoedelijken man zoo geweldig, dat hij nog denzelfden avond overleed. Zijn zenuwgestel was reeds geschokt door de gedurende 5 jaren in den raad der gemeente Kampen op hem door den sigarenfabrikant W.G. Boele op bijzonder onaangename en persoonlijke wijze gedane aanvallen. Deze waren dikwijls gegrond en vonden hun oorzaak in het conservatisme van Wttewaall. Kampen was door zijn landerijen een gemeente, die in tegenstelling met bijna alle andere nederlandsche gemeenten elk jaar een batig slot had en het gevolg was, dat Stoetwegen (zooals hij te Kampen verkeerdelijk genoemd werd) nogal eens vriendjes aan goed betaalde sinecures hielp. Hieraan wilde Boele een eind maken.
Hij huwde 2 Sept. 1835 Elsabé Rolina Sandberg, geb. 21 Oct. 1814, overl. 2 Febr. 1890. Zij hadden 3 zonen, onder wie Edmond Willem Ferdinand (dl. I, kol. 1508) en 2 dochters.
Ramaer