oorkondenboek of cartarium opstellen, dat in 1380 voleindigd werd. Tevens wijdde hij veel zorg aan de versiering der abdijkerk. Hij liet het gehavende koorgewelf herstellen en beschilderen en richtte vóór het koor een altaar op ter eere van het H. Kruis. Ook voorzag hij den toren van nieuwe klokken. Een dezer, welke later naar de kerk van Rummen verhuisde, droeg het opschrift: Gegoten op 3 Dec. 1385 ten tijde van heere Arnold van Tuldel, abt dezer kerk. Hij nam ook zitting in de Staten van Brabant. Hij bevorderde niet alleen de stoffelijke belangen der abdij, maar trad niet minder krachtig op, om sommige misbruiken en de verslapping der kloostertucht tegen te gaan. Zoo trad hij streng op tegen een zekeren Otto Magnus of 's Groote, van St. Truyen, die naar beweerd werd zelf naar het prelaatschap had gedongen en, door den uitslag der verkiezing teleurgesteld, moeilijkheden verwekte.
Zie: De Norbertijner Abdij Averbode (Averbode 1920), 80-87.
Verzijl