schrijven; hij bestudeerde aldaar onder Burman de kerkgeschiedenis en de wijsbegeerte en onder Haverkamp het Grieksch en de welsprekendheid. Tot den predikdienst toegelaten 23 April 1731, predikte hij den volgenden dag voor het eerst in de Oude Kerk te Amsterdam. Vervolgens voltooide hij zijn studies in de godgeleerdheid en de oostersche talen te Jena en Leipzig en keerde in 1732 in het vaderland terug. Den 7den Mei 1733 werd hij beroepen te Medemblik, den 18den Juli 1733 te Zutphen, terwijl hem in 1737 de eer te beurt viel als predikant bij de Luthersche gemeente te 's Gravenhage benoemd te worden (beroep uitgebracht 18 April). Hij kreeg daar een voortreffelijken naam als kanselredenaar; geroemd wordt o.a. zijn predicatie op 22 Febr. 1759 ter gelegenheid van het overlijden van de weduwe van stadhouder Willem IV. Hij werd begraven in een grafkelder in het midden van de nieuwgebouwde Luthersche kerk te 's Gravenhage (2 Jan. 1764).
Zie: De Maandelijksche Nederlandsche Mercurius XV (1763), 225, XVI (1764), 23 e.v.; Album Studiosorum Leiden; J. Loosjes, Naamlijst van predikanten enz. der Luth. Kerk in Ned. ('s Grav. 1925), 333, waar hij Törner wordt genoemd; Doop- en Trouwboeken in het Gemeente-archief te Amsterdam.
Wijnman