facta, ad fragmentum Ulpiani ex lib. IV ad edictum, quid exstat in L. XXX D. de LL. sctis. et longa consuetudine (Gron. 1753). Als advocaat, werd hij beëedigd op 14 Mrt. 1755, terwijl hij sedert 3 Dec. 1761 ontvanger-generaal der beursen en andere beneficiën der stad en meierij van 's Hertogenbosch was, van welken post hij op 1 Dec. 1795 op verzoek ontslagen werd. Inmiddels was hij benoemd tot burgemeester van Zwolle en fungeerde hij in verschillende jaren als gedeputeerde bij de binnenlandsche deputatie van de provincie Overijssel wegens voornoemde stad (voor het eerst was hij gedeputeerd wegens Kampen in 1769). Ook was hij lid van het Committé tot de algemeene zaken van het Bondgenootschap te Lande (welk college in 1795-96 in de plaats was gekomen van den voormaligen Raad van State). Vervolgens werd hij bij besluit van het staatsbewind van 4 Juni 1802 aangesteld tot lid van het departementaal bestuur van Overijsel en Drente, den 15. Mrt. 1803 tot drost van Salland, den 19. Dec. 1805 tot landdrost van het kwartier van Vollenhove en de heerlijkheid Kuinder, ten slotte in 1810 tot baljuw van Vollenhove, in welk kwartier hij zich onder Steenwijkerwold een buitenverblijf had gesticht op het landgoed ‘De Bult’.
Hij was eerst 17 Sept. 1758 te Groningen gehuwd met Maria Jacoba Keiser, overl. in 1773, hertrouwde 26 Febr. 1775 te Rotterdam met Elisabeth Maria Baelde, overl. in 1808. Uit het eerste huwelijk werden vier kinderen geboren, o.a. Evert Jan (zie dl. IV, kol. 1306) en Gerhard Jacob, die volgt. Uit het tweede huwelijk stamde slechts één dochter, Arnoldina Aleida Maria (1776-1856), die, huwde met Mr. Abraham Johan van der Hoop, o.a. burgemeester van Groningen, en door dit, huwelijk den naam Th. à Th. in het geslacht van der Hoop bracht.
Het portret van Mr. David Th. à Th. en zijn eerste vrouw, zijn ouders, zijn broeder Joost Peter Th. à Th. (geb. te Zwolle 1732, overl. ald. 1783, sinds 1779 luitenant-kolonel-garnizoens-commandant te Zwolle) en diens echtgenoote Johanna Muntz werden vervaardigd door den schilder Spinny.
Zie: E.J.Th. Thomassen à Thuessink van der Hoop, Het geslacht Thomassen à Thuessink in Maandschrift De Ned. Leeuw XLVII (1929), 84-85 etc.; afzonderlijke uitgave, niet in den handel (1930), 21, 22, 29; Album Stud. Groningen.
Wijnman