[Sucquet, Jacobus]
SUCQUET (Jacobus), Dominikaan, geb. te Antwerpen en gedoopt in de Lieve Vrouwekerk (Noord) 10 Mei 1662, het vijfde van de acht kinderen van Jan Antoon en Maria de Poortere, overl. te Prinsenhage 3 Juni 1714, en werd begraven in de kloosterkerk zijner orde te Antwerpen. Jacobus Sucquet trad in de orde der Predikheeren in het St. Paulusklooster zijner geboortestad. Hij legde zich op de schilderkunst toe en werkte in het atelier van Gotfried Maes. Hij werd opgenomen in het St. Lucasgilde 1681-82. Omstreeks 1710 schilderde hij een krijgstooneel, dat gegraveerd werd door Weyerman. Deze in zijn boek: De levensbeschrijvingen der Nederl. Konstschilders III, 278, prijst zijn werk zeer, vooral zijn welgeteekende historiestukjes, welke door behandeling en kleur hem beter bevielen, dan die van vele beroepsminiatuurschilders. Hij roemt ook zijn portretten, o.a. dat van den gouverneur van Breda, generaal Salish. 18 November 1702 werd pater J. Sucquet door den bisschop van Antwerpen naar Prinsenhage als kapelaan gezonden, met verlof om te Meersel te wonen. In den Haag had men in de jaren 1699-1707 een pastoor, die niet benoemd en erkend was door den bisschop, maar gesteund door een gedeelte der bevolking, stand hield en veel onrust veroorzaakte. Pater Sucquet woonde 1707 nog in Meersel, doch kwam dat jaar in den Haag wonen, toen aan den verwarden toestand een einde was gekomen. Al dien tijd was hij de zielzorger geweest voor die parochianen van den Haag, die niet opstandig waren tegen hun bisschop. De Biographie nationale de Belg. XXIV, 242 noemt hem verkeerd ‘vicaire à la Haye’.
Zie: G.C.A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda, Prinsenhage 46, 50; Rombouts en van Lerius, De liggeren der antw. St. Lucasgilde; Graf- en, Gedenkschr. van Antwerpen