geroepen had na aan Lambert van Brienen (dl. VII, kol. 210) ontheffing uit dat ambt te hebben verleend. Na een driejarig bestuur verkreeg hij ‘misericordia’ (1564). Hij werd nu procurator van het huis zijner professie, doch reeds in 1565 riep men hem aan het hoofd van het klooster Sion te Noordgouwe bij Zierikzee. Hij is hier van den ondergang van dit klooster getuige geweest. Reeds sedert 1566 was het namelijk bij herhaling het mikpunt van de beroerten der hervorming. In 1572 is het convent er met geweld verjaagd. Toen echter niet lang daarna Zierikzee weder door de Spanjaarden was bezet, keerden de monniken er in hun cellen terug. In 1574 moest het convent andermaal - en nu voor immer - uitwijken. De kloostergebouwen ondergingen een verwoesting en de goederen der kartuizers werden geseculariseerd.
Daarna is Bartholomeus S. nog in 1574 wederom belast met het bestuur van Nieuwlicht, aanvankelijk als rector. Op 9 Aug. van dat jaar was daar Dirk van Meeuwen (dl. VI, kol. 1012), prior van het klooster 1564-74, gestorven. Ook Nieuwlicht had reeds veel geleden van de troebelen des tijds. Het generaal kapittel van 1575 benoemde hem tot prior. Andermaal heeft hij hier beleefd, dat een aan zijn leiding toevertrouwd klooster tenonderging. In het begin van 1579 had een afdeeling staatsche troepen de kloostergebouwen bezet, uit vrees dat anders de spaansche troepen deze als een steunpunt zouden kiezen bij hun krijgsverrichtingen. Daar de monniken van deze bezetting tal van kwellingen te verduren hadden, moesten zij de chartreuse verlaten. 15 Jan. 1579 vonden zij een refugie in de stad. Het volgende Jaar eischte de magistraat, dat zij hun klooster zouden afbreken en op hun weigering liet de regeering het sloopen. In het voorjaar van 1583 ontving Bartholomeus S. van de Grande Chartreuse opdracht om met de conventualen, die hem nog restten, het land te verlaten. Zij zijn daarop verspreid over de huizen van Rijnland en België. Waar Bartholomeus S. toen tot zijn dood heeft verblijf gehouden is onzeker. Zijn opvolger als prior van Nieuwlicht is geweest Jan Commaker (dl. VII, kol. 315).
Zie: Cartae Capituli generalis ordinis Cartusiensis (ms. Certosa del Galuzzo, Florence); L. van Hasselt, Het Necrologium van het Kartuizerklooster Nieuwlicht of Bloemendaal buiten Utrecht in Bijdr. en Med. Hist. Gen. Utr. 1886, IX, 156, 157; A. Raissius, Origines Cartusiarum Belgi (Duaci 1632); Maisons de l'ordre des Chartreux, Vues et notices (Parkminster 1913-17); S.W.A. Drossaers, De Archieven van de Delftsche Statenkloosters ('s Grav. 1917); H.J.J. Scholtens, De Priors van het kartuizerklooster Nieuwlicht buiten Utrecht in Archief Aartsbisd. Utrecht LIII (1929), blz. 344-346.
Scholtens