[Slicher, jhr. Mr. Jan]
SLICHER (jhr. Mr. Jan), geb. te 's Gravenhage 13 Juli 1745, overl. aldaar 24 Sept. 1815, was de zoon van Mr. Wigbold Slicher en Hester Erkenraet Roseboom.
Hij studeerde te Leiden, waar hij 16 Sept. 1760 werd ingeschreven en 2 Oct. 1765 in de rechten promoveerde op een dissertatie getiteld Ad Auth. codicis ad S C. Velleianum. Hij werd in 1770 schepen van zijn geboorteplaats, in 1775 geestmeester, kolonel der burgerij en lid der algemeene Staten en in 1777 burgemeester. In het begin van 1795 werd hij als aanhanger van den stadhouder uit zijn betrekkingen gezet, maar 4 Juni 1802 nam hij een benoeming tot lid van den raad van den Haag aan. Bij de nieuwe organisatie van den raad op 5 Juni 1806 werd hij als zoodanig gecontinueerd en 20 Jan. 1808 benoemde koning Lodewijk hem weder tot burgemeester van 's Gravenhage. Onder het fransche bewind werd hij 5 Aug. 1811 weder ambteloos, maar 17 Nov. 1813 aanvaardde hij opnieuw het burgemeesterschap.
Op 6 Apr. 1814 werd bij benoemd tot lid der Nationale Vergadering en na de vereeniging der noordelijke en zuidelijke Nederlanden werd hij 1 Sept. 1815 benoemd tot lid der Tweede Kamer. Hierin heeft hij wegens zijn plotseling overlijden geen zitting kunnen nemen.
In 1815 werd hij in de ridderschap van Holland opgenomen.
Hij huwde 10 Nov. 1771 Louisa Adriana Geertruida van Kretschmar, geb. 26 Sept. 1749, overl. 21 Nov. 1815, bij wie hij een zoon en een dochter had.
Ramaer