[Roost, Willem van]
ROOST (Willem van), priester, geb. 24 Juli 1661 te Werchter (België), overl. 22 Febr. 1746 te Eikenduinen bij den Haag. Hij had in Leuven de filosofie gestudeerd in het Verken en behaalde 1681 de 41e plaats van 148. Hij verkreeg den graad van baccalaureus in de theologie en was aldaar sinds 1 Aug. 1686 professor van de syntaxis in het college van de H. Drievuldigheid. 1692 werd hij pastoor te Wilze, bisdom Luik, en 29 Mrt. 1700 in het gasthuis te Antwerpen. Hij toonde zich meer en meer een voorstander van de leer van Jansenius en Quesnel. Hierom deed de bisschop Mgr. van Beugem een onderzoek instellen en van Roost verliet plotseling de stad en het bisdom Antwerpen, 1705. Hij verbleef te St. Truyen, was daar, niettegenstaande het verspreiden der leer van Jansenius, benoemd tot plebaan van het kapittel van St. Truyen. Hij gaf een weinig rechtzinnigen catechismus en werd om zijn propaganda genoemd de tamboer der Jansenisten en Quesnellisten. Terwijl het aartsbisdom Mechelen openstond 1711-14, wist van Roost zijn post te St. Truyen te ruilen met den plebaan L. Baerts van Sint Rombauts te Mechelen. Hij werd hier 8 Oct. 1713 geïnstalleerd. De nieuwe aartsbisschop, d'Alsace de Boussu, zette evenals zijn voorganger het uitvoeren der pauselijke constituties door. Van Roost werd gedagvaard om de pauselijke constitutie Unigenitus aan te nemen. Hij weigerde 1718. Na een tienjarig proces, toen hem geen middelen van beroep of verzet overbleven, werd hij, gevlucht naar Maastricht, geëxcommuniceerd en ontzet van zijn kerkelijke beneficies, 20 Aug. 1728. Zijn werkjes: Geestelijke zedepunten (Antw. 1702) en de Psalmen van David met korte bemerkingen (Gent 1725) werden veroordeeld als bevattende kettersche leer. Van Maastricht vertrok hij naar Holland. Hij gaf aldaar uit: Brieven van .... G. van Roost, canonik ende Plebaan van de
metropolitane kerk van Mechelen aan een Burger derzelfde stad, waar de ongeregtheid van het vonnis van 20 Aug. 1728 klaarblijkelijk wordt aangewezen (Amst. 1728). Zijn verschillende werken, meest alle strijdschriften, worden vermeld in de Biogr. nat.
Zie: Analectes hist. eccl. Belg. XXI, 330-331; Biogr. nat. Belg. XX, 78-83; J. Baeten, Verzameling van naamrollen betrekkelijk de kerkelijke gesch. van het aartsb. Mechelen I, 298; Claessens, Hist. des arch. de Malines. (Louv. 1881) II, 87; Dictionnaire des livres Jansenistes (Anv. 1755) III, 260, 324, 411.
Fruytier