[Randenraedt, Frederik van]
RANDENRAEDT (Frederik van), overl. te Spaubeek tusschen 25 Mei en 1 Oct. 1646, begr. in de St. Nloolaaskerk te Maastricht, zoon van Cornelis, scholtis van Schinnen (zie onder Hendrik) en van Catharina Schommartz., was stadhouder en scholtis van Schinnen 1620-22, woonde op het goed Ten Dijken gelegen in de gemeente Spaubeek; hij was drossaard te Spaubeek; hij was luitenant-drossaard en breukmeester van het Iand van Valkenburg sedert 1622 als opvolger van zijn schoonvader; als zoodanig werd hij 10 Maart 1629 met de hoeve Heihof, gelegen te Kleingenhout onder Hulsberg, beleend, na den dood van Hendrik van Randenraedt. Hij was bij een besluit der regeering van Brussel 16 Jan. 1635 en onder goedkeuring van de heeren der financiën van den 9 Jan. 1636 benoemd tot rentmeester van de domeinen van den koning van Spanje in de landen van Valkenburg en Daelhem voor den tijd van vijl jaren, na welke vijf jaren zijn commissie is vernieuwd, zoodat die nu duurde tot 1 Oct. 1646. Hij was voor dien termijn overleden. Bij zijn echtgenoote Isabella Booms (overl. te Spaubeek 20 Oct. 1654, dochter van Jacob Booms, luitenant-drossaard en breukmeester van het land van Valkenburg) had hij twee dochters.
Zie: Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XVI (1879), 262, XXII (1885), 31-35, LXIV (1928), 279-280, LXV (1929), 105, 162, 244, LXVI (1930), 86-89; Maasgouw (1922), 75, (1931), 42.
Verzijl