[Petersheim, Johan heer van (2)]
PETERSHE(I)M (Johan heer van) (2), heer van Stevensweert, in oorkonden vermeld 1357-72, zoon van Willem (3) en Elisabeth van Leefdael. Hij verscheen in 1357 als getuige bij het opstellen van het huwelijkscontract tusschen Godfried II van Heinsberg en Philippina van Gulik. In het leenregister van de leenzaal van Curingen vonden wij (aldus Wolters) een akte van 1364, (9 Aug.), door welke Jan heer van Petersheim verschillende leenen van den graaf van Loon verheft, nl. de halve heerlijkheid Hilvarenbeek, een tiende te Zutendale, het dorp Steynvorde, met zijn ap- en dependentiën. Den 28. Juli 1367 was hij scheidsman tusschen de abdis van Hocht en Gerard heer van Oys en diens zoon Arnold, die meenden recht te hebben op het bosch ‘opgen Spoert’, gelegen tusschen Opgrimby en Mechelen, en een stuk boschgrond genaamd ‘Eymoelrebruche’, gelegen te Grimby achter den vijver. In 1371 nam hij aan de zijde van den hertog van Brabant deel aan den slag van Baeswiler en in 1372 was hij tegenwoordig bij de samenkomst te Cortenberge. Hij was ook heer van Leefdael en Oirschot. Hij huwde in 1370 met Aleidis van Heers, vrouwe van Spalbeek, die hem zes kinderen schonk: Willem (4) (die volgt); Gerard, heer van Steyn, huwde Maria van Diest; Johan (3) (die volgt); Roger, heer van Leefdael, overl. in 1443, huwde Johanna van Stalle, vrouwe van Beersel en later Johanna van Hamal; Elisabeth, vrouwe van Stevensweert en Spalbeeck (1417, overl. vóór 1452, huwde 1391 Hubert van Culenborg, heer van Boxmeer, zoon van Peter en Johanna van Meer, erfgename van Boxmeer; Oda, huwde Gerard heer van Waenrode en Binkum.
Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur les anciens seigneurs de Steyn et Pietersheim (Gand 1854), 135-138; Louis de Crassier, Histoire de la Noble Abbaye Cistercienne de Sainte Agathe à Hocht in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le Limbourg LXII (1926), 229, 236.
Verzijl