Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 788]
| |
Hendrik van Gelder, bisschop van Luik, toen deze de schenking van de tienden van Steynvorde, gedaan door Arnold graaf van Loon aan de abdij van Herckenrode, bevestigde. In 1275 was hij ook getuige van Jan graaf van Loon, toen deze de vereeniging der abdij van Oeteren met die van Orienten goedkeurde; in 1281 was hij eveneens getuige van Arnold graaf van Loon, toen deze aan de abdij van St. Truyen de voogdij van Helchteren gaf. In 1285 verleende hij zijn medewerking bij het opstellen der breve, door welke Hendrik heer van Schinnen zijn kasteel borg stelde voor een som van 1000 mark, die hij ontvangen had voor den bruidsschat zijner echtgenoote. Den 2. Juli 1288 gaven Hendrik heer van Petersheim en zijn echtgenoote, tot lafenis hunner zielen en die hunner ouders, als pure aalmoes aan de abdis en het klooster van Hocht 2½ bunder allodiaal bouwland; 2 bunder waren gelegen tusschen zijn bosch en den weg van Neerhaeren en de halve bunder op de plaats genaamd Enghewan. Woensdag na St. Matheüsdag (21 Sept.) 1292 verhief hij zijn kasteel Petersheim met zijn toren, vestingwerken en andere dependentiën, als leen van den graaf van Loon. Hij was ook maarschalk des legers van den bisschop van Luik. Hij was gehuwd met Margaretha van Renne(n)berg (vermeld met haar 1285), die hem als zoon schonk: Willem (2), die volgt. Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur les anciens seigneurs de Steyn et Pietersheim (Gand 1854), 129-132; dez., Notice historique sur l'ancienne abbaye de Herckenrode (Gand 1849), 84; Louis de Crassier, Histoire de la Noble Abbaye de Sainte Agathe à Hocht in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg LXII, (1926), 199-201, 219. Verzijl |
|