[Otten, Johan]
OTTEN (Johan), geb. te Soest in Westfalen, zich noemend Ioannes Ottonis sive Henrici de Zuzato. Na een tijdlang in het klooster te Windesheim convers-broeder geweest te zijn en er als zoodanig allerlei praktische werkzaamheden (handenarbeid, ambachtsbedrijf) verricht te hebben werd hij aldaar 30 Nov. 1394 onder de reguliere kanunniken opgenomen en weldra tot procurator (beheerder der geldzaken) gekozen. Sedert 1400 bekleedde hij het prioraat: eerst gedurende bijna twaalf jaren in het regulierenklooster Domus Sancti Joannis evangelistae bij Amsterdam, daarna gedurende twee jaren in het convent Nieuwlicht tusschen Wester-Blokker en Zwaag. Als rector der zusters van Sint Mariënveld te Amsterdam is hij omstreeks 1428 overleden. Een gedeelte van een latijnsch handschrift uit het laatst der veertiende eeuw, bevattende enkele geschriften van Anselmus, afkomstig uit het klooster te Windesheim en thans berustende in het stedelijk archief van Zwolle, werd ten jare 1398 door Joh. Otten gekopieerd.
Zie: J.C. van Slee, De kloostervereeniging van Windesheim (Leid. 1874), 30, 44, 49, 164-165, 169, 175; J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn invloed III (Utr. 1880), 24, 26, 52, 193, 247, 248, 268, 274.
Brinkerink