[Oeveren, Jacobus van]
OEVEREN (Jacobus van), geb. te Roermond 20 Aug. 1615, overl. aldaar 19 Maart 1686, zoon van den licentiaat Nicolaas van Oeveren en Judith Creyarts, studeerde aan de universiteit te Leuven, waar hij in 1633 bij het algemeen exam en der vier pédagogies van de universiteit de derde plaats verwierf; hij was licentiaat in de godgeleerdheid, lid der broederschap van O.L. Vr. Op ter Poorten; kreeg in 1652 een nieuwe prebende en 5 April 1658 een oud gegradueerd canonicaat, dat opengevallen was door het overlijden van Antonius Bosman. 26 Maart 1653 werd hij met de waardigheid van domdeken bekleed. Toen bisschop Andreas Greusen zijn ontslag had genomen, werd van Oeveren 8 Mei 1657 tot vicariscapitularis of vicaris-generaal van het openstaande bisdom Roermond benoemd, wat hij bleef tot 11 Juni 1659. Na het vertrek van den nieuwen bisschop Eugenius d'Allamont werd hij 11 Juli 1666 wederom vicaris-generaal tot 3 Oct. 1672 en nogmaals voor de derde maal (1673-77). Hij bestuurde het openstaande bisdom met groote vlijt en waakzaamheid tot algemeene voldoening; hij werd zelfs tweemaal als bisschop aan den koning van Spanje voorgesteld. In zijn testament van 21 April 1678 stichtte hij een jaargetijde voor zijn ziel en benoemde zijn neef, den priester Robert van Elsrack, tot zijn algemeenen erfgenaam, die o.a. de opdracht kreeg in de domkerk, het ambt van ceremoniemeester bij de voorname kerkelijke diensten te stichten.
Zie: Jos. Habets, Geschiedenis van het bisdom Koermond II, 492-493, 502-508, 510-512, III, 99-101; Doopregister van Roermond 1597-1619; Stadsarchief van Venlo no. 1653; Em. Janssen, Register van de O.L. Vrouwe Broederschap Op Ter Poorten in Limburg's Jaarboek XXXV (1928), 9.
Verzijl