[Nierstrasz, Johannes Leonardus]
NIERSTRASZ (Johannes Leonardus) (2), zoon van den vorige en van Barbera Sophia Brem, geb. 14 Mrt. 1796 te Rotterdam, overl. te Aarlanderveen 2 Aug. 1828, begr. te Alphen, koopman en dichter. Hij trouwde te Rotterdam 29 Apr. 1818 met Neeltje Elizabeth Elkman.
Wat zijn dichtkunst betreft, stond hij onder den invloed van zijn tijdgenooten Immerzeel, Feith en Tollens. Hij gaf in 1813 te 's Gravenhage en in 1814 te Rotterdam een groot gedicht uit: Opwekking aan mijne Landgenooten in 1813, waarvan het origineele handschrift, met dat van tal van andere gedichten in één deel vereenigd, in het Rotterdamsche Archief berust. Van zijn gedicht Frans Naerebout (Leeuwarden 1826) is een tweede druk verschenen. Zijn dichtstuk Dïthyrambe op Petrus Paulus Rubens werd met den gouden eerepenning bekroond door het Koninklijk Genootschap van Taal- en dichtkunde te Antwerpen en uitgegeven door John Howard (Leeuwarden 1822); het gaf den stoot tot de oprichting van de Maatschappij tot de zedelijke verbetering der gevangenen in ons vaderland. De titels van tal zijner andere gedichten worden bij Frederiks en van den Branden vermeld.
In het pamflet: Nieskruid voor den Heer J.L. Nierstrasz Jr., gedrukt bij J.C. van Kesteren te Amsterdam, wordt zijn litterair werk naar beneden gehaald.
In het laatst van zijn leven woonde hij te Aarlanderveen, waar hij tot burgemeester was aangesteld; om gezondheidsredenen moest hij naar buiten.
Er bestaat van hem een portret, staalgravure door P. Velijn, naar H.W. Caspari, met adres van J. Immerzeel, dat ook in den Muzenalmanak van 1828 voorkomt.
Zie: Alg. Konst- en letter-bode 1829 II, 402, 421; Frederiks en van den Branden, Biogr. Wdb. d.N.- en Z.-ned. lett. i.v.
Wiersum