[Molenaer, Jan Miense]
MOLENAER (Jan Miense), genreschilder en etser, werd waarschijnlijk te Haarlem geboren na 1605, althans tusschen 1600 en 1610, en is aldaar gestorven 15 Sept. 1668. Hij behoorde tot de groep schilders, die daar omstr. 1635 werkzaam waren. Uit de oorkonden, die zich in het amsterdamsche en haarlemsche archief bevinden, kunnen wij ons een goed beeld van den ontwikkelingsgang van J.M.M. vormen. In 1636 is hij van Haarlem naar Amsterdam vertrokken; op 1 Juni 1636 huwde hij nog te Heemstede de schilderes Judith Leyster; zij hadden 3 kinderen, maar voor dien tijd reeds, 1 Apr. 1636, wordt hij in Amsterdam genoemd. In 1637 schildert hij het familiestuk voor de familie van Loon, waarop 37 amsterdamsche regenten, o.a. Geelvinck, Alewijn enz. voorkomen; daarvoor moet hij vele maanden in Amsterdam geweest zijn en tevens bewijst dit schilderij en nog een klein schilderij in het bezit van dezelfde familie, dat M. in Amsterdam naam had. Wij kennen M. vooral door tal van processen, die hij in Amsterdam voerde; ook hooren wij, dat de schilder Jan Lievens in 1644 bij hem in huis woonde en hoe hun verhouding was, en dat, nadat hij in 1648 Amsterdam weer verlaten had, hij zich te Heemstede en misschien een tijd lang te Haarlem vestigde. In 1655 vertoefde hij weer eenige maanden in Amsterdam. In 1660 stierf zijn vrouw.
J.M. Molenaar behoort tot de groep van Adr. van Ostade, die in zeer nauw verband stond met de vlaamsche kleinschilders als Teniers en A. Brouwer. Het zijn dezelfde lokaalkleuren en het vuile bruin op den achtergrond, dezelfde ietwat groteske boerenfiguren in herbergachtige ruimte of voor een boerenhut. Men kan zijn schilderijen verdeelen in twee groepen: de vroegere, minder in aantal, waarin de invloed van Frans Hals merkbaar is, en de latere, veel talrijker, met invloed van A. van Ostade en van Rembrandt. De eerste invloed was direct, de laatste indirect. Ook is er overeenkomst met Jan Steen en zoo gaat b.v. beiderfiguur van de achterover liggende vrouw terug op italiaansche voorbeelden (Veronese). Eind der jaren dertig komt de verandering, dan zien we het heldonker op den voorgrond treden, ook andere onderwerpen: nu uit den gegoeden boerenstand, terwijl het te voren deftige burgers waren in rijke kleeding, vele portretten en gezelschapsstukken, kleinere figuren, dichte groepen. Na 1640 heeft er geen wezenlijke verandering meer plaats in zijn schilderijen. In M.'s tijd waren zijn werken zeer geschat, zelfs meer dan die van anderen, die meer talent hadden; ook in de 18de eeuw werden zij niet minder goed betaald dan die van Metsu en G. Terborch. Eerst nadat men de vele schilders als het ware in rangen is gaan verdeelen, is men M. minder gaan tellen. Zijn schilderijen vindt men opgenoemd bij Wurzbach.
Er worden acht etsen aan hem toegeschreven: een vroolijk gezelschap, een koekenbakster, een vioolspeler voor een boerenhuis, boerenhut met moeder en kinderen, musiceerende boeren, boe-