[Milliës, Hendrik Christiaan (2)]
MILLIËS (Hendrik Christiaan) (2), geb. te 's Gravenhage 15 Oct. 1810, overl. te Utrecht 26 Nov. 1868. Hij was luthersch predikant te Kuilenburg sedert 16 Juli 1837, te Haarlem sedert 5 Mei 1839, te Utrecht sedert 14 Dec. 1845. Hier is hij benoemd tot gewoon hoogleeraar aan het luthersch seminarie te Amsterdam, welk ambt hij aanvaardde 6 Nov. 1848 met: Oratio de exterarum religionum comparatione, theologo Christiano valde commendanda (Amst. 1848).
Op 22 Sept. 1856 hield hij zijn inaugureele rede te Utrecht, waar hij benoemd was tot hoogleeraar in de oostersche letteren, getiteld: Oratio de literarum Orientalium cum theologia Christiana necessitudine (Traj. ad Rh. 1856). Te Utrecht hield hij in 1867 als rector magnificus een rede: De monotheismo Israelitarum, divinae patefactionis testimonio (Ultraj. 1867). Nog schreef hij: Waarom sterven dikwerf de vromen zoo vroeg, terwijl de slechten blijven leven? (Haarl. 1844); De munten der Engelschen voor den Oost- Indischen Archipel (Amst. 1852); Notice sur les nouvelles monnaies pour les colonies orientales néerlandaises (Brux. 1858); De Oostersche vertalingen van Grotius' de veritate religionis christianae (Amst. 1863); Over de bronnen voor de beoefening der Kerkgesch. van Ned. 0.- Indië (Amst. 1863); Recherches sur les monnaies des IndigeÅ„es de l' Archipel Indien et de la péninsule Malaie (la Haye 1871); Levensbeschrijving van K.F.A. Gützlaff (dl. IV, kol. 685) (1852). Met F.J. Domela Nieuwenhuis (dl. IV, kol. 1026) en J. Decker Zimmerman (dl. III, kol. 1516) schreef hij: Viertal feest- en gelegenheidsredenen, gehouden in de Ev. Luth. Gem. te Utrecht (Utr. 1846). Ook werkte hij mede aan: Description de la collection de medailles, frappées depuis les temps les plus réculés jusqu' à nos jours et recueillies par J.J. Becker Bz. (Amst. 1857). In handschrift is nog van hem een beoordeeling over een Woordenb. van Oost- Indische benamingen.
Zie: J. Loosjes, Naamlijst der predikanten enz. der Luth. Kerk in Ned. ('s Gravenh. 1925), 209; Catalogus van de bibliotheek der Ver. doopsgez. Gem. te Amsterdam I (Amst. 1885), 299; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 419; J. Loosjes, Gesch. der Luth. Kerk in de Ned. ('s Gravenh. 1921), 219, 221, 254.
Knipscheer