[Mikron, Marten]
MIKRON (Marten), Mikronius, Micron, de Kleine, of Kleijn, geb. te Gent in 1523, overl. te Norden 12 Sept. 1559. Nadat in 1550 de hollandsche vluchtelingen in Londen krachtens de charter van Eduard VI van 24 Juli de kerk der Augustijnen als bedehuis hadden gekregen (ook met de gedachte dat hij een zuiver Gereformeerde kerk zou scheppen en een voorbeeld zou stellen voor de hoognoodige reformatie in de engelsche kerk), werd aldaar voor het eerst gepreekt op 12 Dec. Marten Mikron en Wouter Delenus (dl. I, kol. 703) waren er de eerste predikanten, deze de geleerde, gene de practicus. Hij schreef voor de gemeente een Kleine Catechismus in 1552, waaraan de kinderen op hun vijfde jaar begonnen te leeren, met een inleiding van Johannes à Lasco (zie dit deel kol. 577). Dit leerboek is vele malen herdrukt. Wellicht is ook van hem: Een korte ondersoeckinge des gheloofs. Zijn Christelijcke ordinanciën zijn een verkorte, maar zelfstandig bewerkte uitgave van de Forma ac Ratio van Johannes à Lasco. Aldus ontstond in deze gemeente te Londen het model eener zuivere Gereformeerde gemeenschap, ook voor ons land in en na 1572. Reeds in het begin van de regeering van Maria de Bloedige werd deze gemeente verstrooid. Een 175 vluchtelingen kwamen in Denemarken, maar ook van daar verjaagd eerst te Rostock, daarna te Wismar, waar Mikron nog kracht had om begin Febr. 1554 elf uren lang te redetwisten met Menno Simons (dl. IV, kol. 969) over de vleeschwording des Woords. Ook van hier verdreven kwamen zij te Lubeck, waar eveneens een twistgesprek plaats vond, eindelijk te Hamburg, waar ondanks koude en honger een redetwist werd gehouden met Joachim Westphal. Mikron werd in 1554 predikant te Norden (Oost-Friesland), waar hij stierf. Zijn Catechismus werd te Londen in 1576 vervangen
door den Heidelbergschen Catechismus. Merkwaardig blijft dat de z.g. londensche belijdenis, door Jan Utenhove opgesteld, in 1551 door alle lidmaten werd onderteekend.
Mikron schreef nog: A confutation of the doctrine of David George and H.(endrik) N.(iclaes), the father of the family of Love (omstreeks 1552); wellicht ook het door Nicolaus Carinaeus voltooide werk: Van de weerdigheydt, nutheydt ende noodigheydt der christelijker vergaderingen, eerst in het Latijn. Hij was bevriend met Petrus Bloccius (dl. II, kol. 180; vgl. ook Visscher en van Langeraad, Het Protest. Vaderland I, 453).
Over zijn: Een waerachteghe Historie van Hoste (gheseyt Jooris) vander Katelijne te Ghendt ghebrant, zie: Bibliotheca Reformatoria Neerlandica VIII ('s Gravenh. 1911), 177-253, waar dit werk geheel is uitgegeven en toegelicht. Hetzelfde geschiedde met zijn: Claer bewijs van het recht gebruijck des Nachtmaels Christi ende wat men van de Misse houden sal in dl. I van de Bibliotheca Reformatoria Neerlandica ('s Gravenh. 1903), 421-563.
Zie: J.H. Gerretsen, Micronius, zijn leven, zijn geschriften, zijn geestesrichting (Nijm. 1895); L. Knappert, Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in de Nederlanden (Utr. 1924), 214 v., 256 v., 279, 289, 293, 296-299, 332, 340; M. Woudstra, De Holl. vreemdelingen-gemeente te Londen .... (Gron. 1908), 13, 20-23, 38-40, 50-63, 74, 78-89, 115-127, 134, 148; A.A. van Schelven, De Nederduitsche vluchtelingenkerken der 16de eeuw .... ('s Gravenh. 1909), 63-66, 70-72, 75-78, 81, 84 v., 89 v., 94 v., 105-112, 135, 140, 142, 214-216, 233, 247 v., 277, 314, 317, 327; Catalogus van de Biblioth. der Ver. doopgez. Gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 85, 98; F. Pijper, Jan Utenhove (Leid. 1883),