[Leeuw, Isaäc de]
LEEUW (Isaäc de), geb. te Utrecht 21 Mei 1740, overl. te Rotterdam 3 Sept. 1775. Hij was predikant te Garderen in 1765, van hetzelfde jaar tot 1771 te IJselmonde, daarna te Tiel, sedert 1772 te Rotterdam. Na zijn dood werden zijn Nagelaten leerredenen, benevens eene doorloopende verklaring over den brief van Judas en 2 Petri 2 door G.J. Nahuys uitgegeven (Amst. 1776) met een portret; Het geloof in deszelfs aart en vrugt verklaard in eenige nagelaten Leerredenen (Rott. 1778; zesde druk Amst. 1781) is wellicht hetzelfde werk als het eerstgenoemde; Biddags Leerredenen over Hebr. 2:3, 8. Proeven van zijn geleerdheid vindt men overigens in Opuscula Sociëtatis, cui tessara: Tendimus ad idem (Traj. ad Rhen. 1778-82). Daarin komen artikelen voor over Gen. 1:24, verschillende psalmen, Gal. 4:25, Mc. 14:3, Joh. 12:3, 1 Tim. 2:8-15 enz.
Zijn portret is gegraveerd door L. Brasser.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 362, III ('s Hert. 1856), 668; Kerkelijk Handboek (1903) Bijl., 128, 156, (1907) Bijl., 153, 167; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 355, 784 (no. 527) portret; R. Arrenberg, Naamregister v. nederd. boeken tot 1787, 301; Boekzaal der gel. wereld (1777), 179.
Knipscheer