op aarde, of een korte en klare beschrijving van de ware en standvastige blijdschap, zoo naar de reden als naar de H. Schrift voor allerlei slag van menschen en in allerlei voorvallen (Zwolle 1703). Men zeide dat hij hierin betoogde dat ‘ware godsdienst voor den mensch het ware geluk is, en dat reeds het vooruitzicht van dit genot een bron is van zuivere blijdschap’. Tal van predikanten en professoren lazen in deze bespiegelingen de opwekking tot volkomen onderwerping aan een blind noodlot en verklaarden tevens dat deze leer spinozistisch en dus goddeloos was. Zij meenden dat hij niet van godsdienst in algemeenen zin had mogen spreken, maar de waarheid in haar bepaalde en erkende vormen had moeten aanbevelen.
Onhandige verdedigers maakten de zaak niet beter (zie beneden). Naar zijn eigen verantwoording werd nauwelijks geluisterd.Vrij algemeen is hij door de synoden veroordeeld. In Holland was de verkoop van zijn geschriften verboden. Friesland en Holland werkten samen om hem te ontslaan. De synode van Overijsel besloot daartoe in 1708. Zijn Gemeente en de Staten handhaafden hem daarop, totdat hij zelf zijn ambt op 1 Jan. 1711 met een afscheidsrede neerlegde, welke door een ander is uitgegeven als: Wel doorwrogte en aanmerkelijke afscheidspredikatie (Amst. 1712). Eerst in 1716 werd de censuur tegen den kerkeraad, die hem had gehandhaafd opgeheven. Men spreekt wel van ‘Leenhovianen’ als van zijn volgelingen, maar sectarisch zijn hij en de zijnen nooit geweest. Zijn bestrijders waren vooral: Taco Hajo van den Honert (zie dl. VIII, kol. 819-821), Florentinus Bomble (zie dl. V, kol. 46), Johannes d'Outrein (zie dl. II, kol. 1047-49), Petrus Hamer (zie dl. III, kol. 538; de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. III, 491), Melchior Leydekker (zie dl. IV, kol. 910-913), Johannes Creyghton (zie dl. IV, kol. 476). Als verdediger van Leenhof trad op de ons onbekende schrijver van Redekunstige aanmerkingen ter wederlegging van den brief van Van den Honert geschreven tegen den Hemel op aarden (Zwolle 1704). Leenhof zelf schreef in dien strijd nog: Den hemel op aarden opgehelderd (Zwolle 1704); Korte antwoord op den brief v. van den Honert wegens de redenkunstige aanmerkingen enz. (Zwolle 1704); Johannes Creyghtons aanmerkingen op den hemel op aarden (Fran. 1704). De catalogus Bibliotheca theologica et philosophica (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900) vermeldt onder no. 9252 nog de titels van een groot aantal geschriften die tot deze polemiek behooren.
Zijn portret komt voor met andere predikanten op een schilderij van 1691 in de Hervormde kerk te Zwolle; zijn portret is gegraveerd door P. van Gunst naar R. Koets.
Zie. B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 358-362, III ('s Hert. 1856), 668; J. Reitsma, Gesch. v.d. hervorming en de herv. kerk der Ned. 3e dr. (Utr. 1916), 677; R. Arrenberg, Naamregister v. nederd. boeken tot 1787, 300; Mourik en Noordbeek, Naamrol der godgel. schrijvers, 4e dr. (Amst. [1752]), 200 en register in voce; Kerkelijk handboek (1908) Bijl., 146 (te verbeteren), (1909) Bijl., 140, (1912) Bijl., 157; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 354 (no. 9252); Archief voor kerkel. gesch. V (1834), 362, 374 v.; Ned. Archief voor kerkel. gesch. VIII (1848), 62; W.G. van der Tak, Bento de Spinoza ('s Gravenh. 1928), 194.
Knipscheer