werd hij predikant te Pijnacker, in 1723 te Vlaardingen in 1725 te Groningen, in 1727 te Utrecht. Hier verscheen ten bate van zijn godsdienstonderwijs: Eerste beginselen der woorden Gods over den Heidelbergschen catechismus, dat meermalen herdrukt is. Op 2 Maart 1738 nam hij van Utrecht afscheid met een Afscheidsrede van de gemeente Gods te Utrecht (Utr. 1738) wegens zijn benoeming tot hoogleeraar te Franeker. Van zijn preeken verscheen nog: Eerste kerkrede te Franeker over Mt. 13:44 (Utr. 1739) en na zijn dood: Uitgezogte leerredenen over plaatsen des O. en N.T. (Utr. 1746), voor de uitgave bezorgd door prof. Cornelius van Velzen te Groningen (zie over dezen C. Sepp, Johannes Stinstra en zijn tijd I en II, Amst. 1865-66, I, 86, 90-106, 121, 160, II, 6, 8, 12, 33, 41, 243; Jonckbloet, Gedenkb. d. hoogesch. te Groningen, Gron. 1864, Bijl., 68). Op 14 April 1738 heeft hij zijn akte van benoeming tot hoogleeraar te Franeker in de senaatsvergadering overgelegd en werd hem het diploma als doctor theologiae uitgereikt. Hij begon weldra zijn colleges, maar hield eerst op 20 Febr. 1739 zijn inaugureele rede: Oratio de prudentia theologo observanda (Fran. 1739). Hoogdravend is de welkomstgroet van Petrus Hofstede (zie dl. IV, kol. 762-764), sedert 1737 student te Franeker. Over het gezwollen Programma van dezen, verschenen als: Occasione adventus viri Petri Laan in academia Frisiorum theologiae professoris peritissimi, nec non concionatoris facundissimi: hocce programma evulgare voluit Petrus Hofstede S.S.T.S. et ejusdem scholae civis (Leov. 1738), zie uitvoerig bij J.P. de Bie, Het leven en de werken van Petrus Hofstede (Rott. 1890), 30-35. Toen verscheen ook een
latijnsch vers van den student Ger. Hemsingh (Fran. 1739) en een hollandsch vers ondert. J.T.: Op de inhuldiginge van de geleerde en beroemde hoeren Petrus Laan en Godefr. du Bois (vgl. dl. IV, kol. 193). Anders dan van prof. H. Venema (zie dl. II, kol. 1485-87) was het advies van Petrus Laan over Stinstra's Vijf predicatiën over de natuur en gesteldheid van Christus' koninkrijk, onderdanen, kerk en godsdienst (1741) ongunstig. H. Venema trouwens was onder de hoogleeraren de eenige, die het werk vrij van sociniaansche ketterij durfde verklaren. Laan achtte het in strijd met de door hem in zijn inaugureele oratie voorgestane prudentia theologo observanda. Hij verklaarde ‘het boekje van Ds. Stinstra met de gevoelens van Socinius besmet’ en dat het ‘stellingen voordraagt die na dezelve smaken’. Hij vond er de hoofdwaarheden van het Christendom niet in geleerd. Had hij misschien bij sommigen nu de verdenking van onverdraagzaamheid opgewekt, hij liet 23 Mei 1742 onder zijn voorzitting door den student C.E. Mirowitz uit Praag een disputatie verdedigen: Dissertatio de tolerantia civili ad Socinianos non extendenda, genuinis Mennonitis minime iniqua (Fran. 1742). Een beloofd vervolg hierop bleef door zijn vroegen dood achterwege. Petrus Conradi (zie dl. IV, kol. 450) gaf na zijn dood uit: Oratio funebris in memoriam Petri Laan (Fran. 1743), ook vertaald door Walter Hendriks Hofstede als: Lijkreden op Petrus Laan (Leeuw. 1743). Ook verscheen: Lijkdichten ter gelegenheid van het beklachelijk stervgeval van den heer Petrus Laan (Fran. 1743).
Hij is 23 Jan. 1725 getrouwd met Christina Clara Borrebach, die hij als weduwe met een zoon en een dochter achterliet. Een dochter Cornelia was 22 Jan. 1741 overleden, waarop verscheen: Joh. Kalkoen, Aen den heer