[Kranen, Sara of Craan]
KRANEN (Sara) of Craan, dochter van Peter Kraan, knoopenmaker en Clementia (familienaam onbekend), geb. te Antwerpen 1566 (?), overl. te Amsterdam 12 Mei 1637. Haar moeder werd, zwanger zijnde, op het Steen gevangen gezet, om haar man, die als Doopsgezinde naar Keulen was gevlucht, met zijn kinderen, tot terugkeer te nopen. Door bemiddeling van een vermogenden neef, Hans Michiels, werd aan Clementia toegestaan thuis haar bevalling af te wachten, waarna zij weer werd gevangen genomen en door den stadhouder met den vuurdood bedreigd. Maar Hans Michiels stelde voor, dat een harer kinderen, om haar te redden, gedoopt zou worden. Waarop haastig een der kinderen uit Keulen werd teruggebracht en te Antwerpen in de Kathedraal gedoopt. Dat dit kind (ofwel het pasgeborene) Sara zou zijn, is niet bewezen. Uit het huwelijk van Peter Kraan (omstr. 1565) en deze vrouw Clementia, werd geboren Sara Kranen, de moeder van Joost van den Vondel, den dichter. Zij huwde in 1585 te Keulen met Joost van den Vondel Sr., ook om de vervolging uit Antwerpen naar Keulen uitgeweken. Hij is geb. 1559/60, en overl. 12 Febr. 1608, en was bij zijn huwelijk 25 jaar. Te Keulen bewoonden zij het huis ‘Zur Fiolen’ in de Grosse Witschgasse, dat in 1585 gekocht was door een voordochter van Clementia, Agneta Wielss, gehuwd met Dirck Cnobbe. In dit huis werd 17 Nov. 1587 Joost van den Vondel, de dichter, geboren. Zijn ouders reizen met hem en twee zusjes, Clementia en Sara, in 1595 over Frankfort en Bremen, naar Utrecht, waar zij ongeveer een jaar verblijven, en Clementia en Joost school gaan, om in 1596 zich te Amsterdam te vestigen. Vader Vondel wordt daar 27 Mrt. 1597 als poorter ingeschreven. Hij vestigt zich in ‘De Reghtvaerdige Trouw’, in de Warmoesstraat, aanvankelijk als hoedenstoffeerder, maar wordt in een notar. acte van 15 Juli 1597 genoemd: ‘coopman van syde’. Na zijn
dood in 1608 zet Sara Kranen de zaak alleen voort, tot zij in 1610 met haar zoon Joost ‘in compagnie’ treedt, bij zijn huwelijk met Maeyken de Wolf. Reeds in 1613 kwam de zaak geheel voor rekening van den dichter. Sara ging toen wonen op de Engelsche Kay, waaruit op 3 Apr. 1614 haar dochter Sara trouwt met Joost Willemsz van Nyekerke. Haar jongste dochter, Catharina, trouwt in 1624 met Jan Arisz. Bruining, en wordt te Hoorn katholiek. Haar zoon Willem, geb. te Amsterdam 1603, wordt Mei 1623 student in de rechten te Leiden en had zich reeds vroeger als dichter doen kennen. Hij maakt 1624-25 met vrienden een reis door Frankrijk en Italië en sterft, kort na zijn terugkeer, in 1628 thuis bij zijn moeder in de Bergstraat. Hij heeft een paar jaar de praktijk als advocaat uitgeoefend. Sara's dochter Clementia, in 1615 weduwe van Hans de Wolf, zette diens zijdehandel voort met behulp van haar moeder, dus in concurrentie met Joost. De bijzondere genegenheid van de moeder voor deze dochter schijnt bij de andere kinderen afgunst te hebben opgewekt, waardoor onder hen oneenigheid ontstond. Dit geeft Sara in 1628 aanleiding tot een notarieele verklaring, dat zij haar dochter in niets bevoordeeld heeft boven de anderen, die, bij oppositie, bedreigd worden met onterving, behoudens de legitime. In een akte van 1630 verklaart Sara nog, dat na haar dood alleen geldig zal zijn het kantoorboek bij haar zelf gehouden, dat ‘de