Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 541]
| |
overlijden. Zijn zoon Coenraad K. was predikant te Mantgum (1670-1708). Koëller behoorde tot de assessoren van de groote kerkvergaderingen in 1672 te Leeuwarden, bij den bedroevenden toestand van het land in dat jaar door de predikanten gehouden, om eenige punten op te stellen en mede te deelen aan de Staten en te verzoeken daarop ‘heilzame resolutie’ te nemen. Hij gaf in het licht: Pietas Regia, dat is: de Conincklijke Godtsaligheyt. Ontleent uyt het exempel ende gebedt des Coninghs Davids. Daarachter: Pietas orthodoxa, dat is: de rechtsinnige Godsaligheyt (Leeuwarden 1651); Vindicatio dignitatis S.S. Ministerii (1652); Driederhande dagelijksche Huisgebeden (1671). Verzen van zijn hand vindt men o.a. in Rippertus Sixtus, Troostrycke Fonteyne der Zalicheyt (Leeuwarden 1644), N. Joh. Schuyring, Doolhof der Mennisten (Leeuwarden 1661), Sixtus Brunsvelt, De Leevendige Christen in de doode Wereldt (Leeuw. 1665) en in Waarschouwinge aan de Friesche Kerken tegen de doordringende schadelijke Nieuwigheden in de Religie, vervattende in het besonder een censure van de aanstotelijke poincten in het Boek, genaamt, Jobs Levendige Goël enz. Men leert hem daar kennen als anti-Coccejaan. Zie: T.A. Romein, Naamlijst der Predikanten in Friesland (Leeuw. 1886) 151, 629. Wumkes |
|