doop tegen Abraham Stamperius, den gereformeerden predikant aldaar. Toen deze daarvan uitgaf een Waerachtigh verhael van het gespreck ghehouden te Sommelsdyck, schreef Fr. de K. daartegen nog in 1617
een Verantwoordinghe, van welke werken wij geen exemplaar vinden in de bibliotheek van de doopsgez. gemeente te Amsterdam. In 1618 verscheen van hem: Onder verbeteringhe, een corte bekentenisse onses geloofs .... Met eenige christelycke gebeden .... Achterin: Sommige psalmen ende geestelijcke liedekens (z. pl. of j.; 1e dr. 1618, 2e dr. Amst. 1623, 3e dr. Haarl. 1635, 4e dr. Amst. 1642, nog herdrukt Haarl. 1648 en 1684, Gron. 1709). De gereformeerde predikant te Zierikzee Godefridus Udemans (geb. 1582; sedert 1599 (?) te Haamstede, sedert 1604 te Zierikzee overl. 1649) schreef daartegen een dik boek: Noodighe verbeteringe ... (Zierikzee 1620; 2e dr. Dordr. 1646). De roomsche Arnout van Geluwe, bijgenaamd ‘de vlaamsche boer’ (zie: F.A. Snellaert, Arnout van Geluwe ...., Rousselaere 1855) schreef nog tegen Fr. de Knuyt: Een onverwinnelycke schrift-matighe Roomsche Catholijcke belijdenisse des gheloofs .... ghesteldt teghen de onschriftmatighe belijdenisse der nieuwghesinde wederdooperen, voor desen uijt-ghegheven door Fr. de Knuyt .... (Antw. 1654).
In de Doopsgezinde Bijdragen van 1897 en 1898 vinden wij uitvoerig meegedeeld, vooral uit zijn Corte bekentenisse onses geloofs, hoe hij gehecht was aan het ‘stil gebed’ in de gemeentelijke samenkomsten en dit gebruik met kracht en talent verdedigde tegen de vele bezwaren die zich daarbij voordeden. Ook op dit punt is hij fel bestreden, niet alleen in eigen kring maar vooral door gereformeerde predikanten als G. Udemans, Franciscus Lansberghe (zie dl. II, kol. 772), Hermannus Faukelius (zie dl. VI, kol. 507-509), Johannes Cloppenburch (zie dl. I, kol. 613), Abraham à Doreslaer (zie dl. I, kol. 741-743), Petrus Jacobi Austro-Sylvius (zie dl. I, kol. 197), P. de Bontemps (zie dl. VI, kol. 150-152) enz.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. V, 69-72; B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 283; Doopsgezinde Bijdragen (1876), 86, (1877), 25. (1897), 106-117, (1898), 57, 73-75, (1908), 106; Catalogus van de bibliotheek der Ver. doopsgez. Gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 170 v., 182, 197, 203 v.; Mennonitisches Lexikon (Frankf. a/Main und Weierhof 1913 enz.), i.v.; S. Hoekstra Bz., Beginselen en leer der oude Doopsgezinden (Amst. 1863), 191; Kerkelijk Handboek (1909) Bijl., 155; W.J. Kühler, Gesch. der ned. Doopsgez. in de zestiende eeuw (Haarl. 1932), 293, 369, 373 v. (over het stil gebed), 419 (over de stilstaanders).
Knipscheer