[Klaasesz, Harmanus Boekhout]
KLAASESZ (Harmanus Boekhout), geb. te Dokkum 13 Nov. 1810, overl. 8 Oct. 1876 te Ternaard, oudste zoon van notaris Jan Klaasesz (overl. 24 Aug. 1856) en Rinske Boekhoudt, legde als knaap den eersten steen van nieuw Hervey, het verblijf van zijn familie, werd onderwezen op de dorpsschool te Ternaard, was in 1820 thuis bij zijn neef Hayma te Oldeboorn, bezocht in 1824 de fransche kostschool van J.P. Trautmann te Leeuwarden, was als klerk werkzaam op de secretarie en het kantoor van zijn vader, trad met den belgischen opstand vrijwillig in krijgsdienst als luitenant bij het 3de bataillon friesche mobiele schutterij, keerde in 1834 in den schoot zijner familie terug en verwisselde den degen met de pen. In 1836 legde hij het notarieel examen af en werd 20 Nov. 1836 tot notaris benoemd met ‘last’ om te Ternaard te resideeren. In 1848 ging het notariaat op hem over. Hij was bevriend met Ds. R. Posthumus te Waaksens en Worp van Peijma te Ternaard en een warm voorstander der liberale beginselen. Van 1851-1867 had hij zitting in de Provinciale staten van Friesland. Hij nam ijverig deel aan de oprichting der burgervereeniging W. Dongeradeel in 1848 en was lid der redactiecommissie van de Friesche Courant, het eerste gewestelijke liberale blad in Friesland, waarin hij opstellen schreef over den oorsprong der dijkflorenen en het friesche stemrecht in kerkelijke zaken. Met Ds. R. Posthumus publiceerde hij van Peijma's Verslag over de aansluiting van Ameland aan den Frieschen wal en de opslijking van het Wad. Hij nam een werkzaam aandeel bij de opheffing van een lang bestaand misbruik van de Lemstersluis, en het is vooral door zijn onderzoek geweest, dat deze sluis als publiekrechtelijk onder het openbaar gezag werd gesteld. In 1858 werd hem door zijn vader bij testamentaire beschikking Hervey in levenslang vruchtgebruik toegewezen. In 1868 werd hij majoor der
rustende