[Keverberg, Mr. Frederik Hendrik Carel Ernest baron de]
KEVERBERG (Mr. Frederik Hendrik Carel Ernest baron de), geb. te Stonar in Engeland 25 Juli 1825, overl. te Kessel 27 Sept. 1876, was de zoon van C.L.G.J. baron de Keverberg (dl. VII, kol. 708) en S.L.F.C. baronesse von Loë.
Hij studeerde te Leiden, waar hij 3 Juni 1844 werd ingeschreven en waar hij 9 Juni 1848 op stellingen in de rechten promoveerde.
Hij ging op het kasteel Kessel in nederlandsch Limburg wonen en werd in 1851 tot lid van den raad en tot wethouder dier gemeente gekozen. Beide eindigden bij zijn periodieke aftreding in Sept. 1859. Hij was eenige malen zonder succes candidaat voor het lidmaatschap der Tweede Kamer voor het kiesdistrict Roermond, totdat er in 1864 door de benoeming van Cornelis tot een bezoldigd rijks-ambt een vacature in dat lichaam ontstond. Men was ten gevolge eener brochure van Regout (dl. VI, kol. 1165) ontevreden op het ministerie-Thorbecke en nu stelde de Keverberg zich per advertentie tegen Cornelis candidaat op de limburgsche wijze en deelde daarin aan de kiezers mede, dat zijn leus was: weg met Thorbecke. Dit sloeg in en hij werd met kleine meerderheid 1 Mrt. 1864 gekozen. Maar reeds op 14 Juni d.a.v. trad hij periodiek af en nu werd Cornelis met zeer kleine meerderheid gekozen.
Op 9 Mei 1865 werd hij in het district Venlo tot lid van de Provinciale staten van Limburg gekozen. Op 10 Juli 1865 wees hij op de zorgelooze wijze, waarop de stembussen den nacht na de verkiezing bewaakt werden. Zoo hadden te Heythuysen en te Neer verscheidene logeergasten in de kamer, waar twee veldwachters tot bewaking der bussen sliepen, overnacht. Hij stemde daarom tegen toelating der in het district Weerd gekozenen; zij werden evenwel met 35 tegen 1 stem toegelaten.
Op 9 Mei 1871 werd hij als statenlid niet herkozen.
Hij huwde 23 Juni 1857 jkvr. Louise Josephine Marie de Villers de Pité, geb. 12 Jan. 1836, overl. 26 Mrt 1896. Zij hadden een dochter.
Ramaer