[Keller, Henricus]
KELLER (Henricus), geb. te Telgte (Munsterland) 3 Jan. 1607, monnik der benediktijner-abdij Abdinghof in Paderborn 4 Nov. 1626, overleed aldaar als abt 17 Maart 1674. Een maand na zijn priesterwijding, 25 Mrt. 1631, werd hij als onderkellenaar naar het hof te Putten op de Veluwe gezonden. In Holland was hij, 1638, een tijdlang huis-leeraar bij den graaf de Renesse van Elderen en Assendelft. Een aanbieding om als administrator naar het klooster Stade bisdom Bremen over te gaan nam hij niet aan. Daarop werd hij prior in de abdij Gladbach, waar hij de regeltucht herstelde, die veel geleden had door de beroerten van den oorlog. 1646 werd hij prior in Abdinghof en 1647 treft men hem aan in Putten om den toestand der goederen namens den abt na te gaan en de aldaar verblijvende broeders te bezoeken. Hij werkte als prior zooveel hij kon voor het herstel en aanzien zijner abdij, welke zoo schrikkelijk geleden had tijdens den 30-jarigen oorlog. Nog meer herstelde en verbeterde hij, toen hij tot abt was gekozen, 7 Mei 1664. De Staten van Gelderland dreigden, waarschijnlijk na den oorlog met Frankrijk en Munster, met inbeslagneming der bezittingen van Abdinghof op de Veluwe. Tegen alle verwachting in werd aan de bedreiging geen gevolg gegeven.
In het laatste jaar van het bestuur van abt Henricus kwam de missiestatie te Barneveld tot stand door de plaatsing aldaar van den monnik van Abdinghof, Meinardus van Houten, geb. te Haarlem, overl. te Barneveld 8 Nov. 1680 in het huis der familie van Estveld.
Abt Henricus Keiler gaf eenige geestelijke werkjes uit, welke 1675 verschenen als: Cophinus fragmentorum quae ceciderunt de mensa Rm D. Henrici .... 1675. 4o.
Zie: J.B. Greve, Gesch. der Benediktinerabtei Abdinghof in Paderborn (1894), 163-167; Archief aartsb. Utrecht XXXV, 197.
Fruytier