[Kaldenbach, Adam Leonard]
KALDENBACH (Adam Leonard), gedoopt te Zutfen 6 Jan. 1767, overl. te Breda 25 Nov. 1830. Zijn ouders waren Arnoldus Kaldenbach en Maria Margaretha Hagedoorn. Hij heeft gestudeerd in de letteren en was rector aan de latijnsche scholen te Hattem (omstr. 1790 tot 1794), te Hoorn (tot omstr. 1803), te IJselstein en te Breda, waar hij zich 28 April 1807 vestigde. Hij gaf eenige dichtbundels uit: Celsissimo .... Arausionis et Nassaviae Principi Gulielmo V Carmen (z. pl. en j. [1788]); Mijn ledige uren I (Zutph. 1789); Het hoogste goed (Amst. 1791); De vruchten mijner eenzaamheid (Hoorn 1794); Godsdienstige gezangen (Gron. 1798); Alexis en Alice (Amst. 1801); De peinzende Christen van P. Broes (zie dl. IV, kol. 314) gevolgd, twee deelen met portret en platen (Amst. 1801); Carmina (Amst. 1806); Lierzang den vorst en het vaderland toegewijd (Breda 1814); Oratio de linguae latinae cognitione .... (Breda 1815), enz.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. IV, 643; Alphabet. naamlijst van boeken enz. (1790-1831), 292.
Knipscheer