[Jorissen, Matthias (1)]
JORISSEN (Matthias) (1), geb. te Wesel 26 Oct. 1739, overl. 13 Jan. 1823. Zijn ouders waren Theodor Jorissen en Catharine Schomperman. Hij studeerde te Duisburg en te Utrecht. Na een moeilijk tijdperk van arbeid te Wesel (1765-1768) werd hij predikant te Kapel- en Kerk-Avezaat 18 Juni 1769, te Hasselt 25 April 1779, te 's Gravenhage (duitsche kerk) 20 Maart 1782; emeritus in 1818. Zijn vrouw was Johanna S.H. Bird. Hij behoorde tot de commissie voor de samenstelling van de Evangelische gezangen en had een voornaam aandeel in de keuze van de melodieën. Zijn naam vindt men nog vóór in ieder gezangboek van de Hervormde Kerk. Ook gaf hij uit: Neue Bereimung der Psalmen, bestimmt für die reformirten Gemeinen in Grafenhaag und Amsterdam (Wesel, Graf. u. Amst. 1798); Die Psalmen Davids neu übersetzt und in Reime gebracht (Elberf. 1806). Voorts schreef hij: Het gewigt der beloften Gods aangaande de zaligheid der heidenen (Rott. 1800); Erinnerungen an Hier. v. Alphen ('s Grav. 1804); Der Christenen Goede Vrijdag .... ('s Grav. 1820 twee drukken; 3e dr. Delft 1820; 4e dr. Amst. 1834); vert. in het Duitsch: Der Charfreitag .... (Elberf. 1821); De Evangelische wijsheid onzer vaderen in het formulier van den H. Doop (Delft 1821; 2e dr. Amst. 1834); De Evang. wijsheid in het form. des H. Avondmaals (Delft 1821; 2e dr. Amst. 1834). Na zijn dood verscheen: J.A. Momm, M. Jorissen .... (Delft 1825), ‘een verminkt opstel’ genoemd.
Zijn portret is gegraveerd in zwarte kunst door Ch. H. Hodges.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. IV, 582-586; Alphab. naamlijst van boeken enz. (1790-1831), 281v., (1833-49), 338; Kerkelijk Handboek (1903) Bijl., 115, (1912) Bijl., 146; Bibliotheca theol.