Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

[Jongema, Frans van]

JONGEMA (Frans van), geboortejaar onzeker, overleden 1640, zoon van Laas van J. en Luts van Aylva, werd waarschijnlijk 24 Febr. 1608 raadsheer in het hof van Friesland. Als commissaris van het hof was hij werkzaam in de geruchtmakende zaak van den ontvanger-generaal Bootsma, die zich ten nadeele van de gewestelijke kas had verrijkt. Terwijl hij eerste raad in het hof was, voerde hij een sensationeel proces tegen zijn schoonzuster Syds van Camminga, weduwe van zijn broeder Duco van Jongema, grietman van Hennaarderadeel. Uit zijn huwelijk met Trijn van Ockinga zijn geen kinderen geboren. Reinerus Neuhusius vergeleek hem in een gedicht met de Scipio's van Rome,

[p. 472]

en Henricus Neuhusius prees hem in een grafschrift.

Zie: te Water, Verbond der Edelen II, 487 vlg.; Naamrol der Raden's Hofs van Friesland, 33-38; G. Nauta, Decisiën van het Hof van Friesland, 101, Questio LXXXI, 183 vlg.; Huber, Heedendaegse Rechtsgeleertheyt, B. II, Kap. XVI, no. 44; Frisia Nobilis, 142 vlg.; Stamboek van den Frieschen Adel I, 234, II, 159. Daar wordt ten onrechte gezegd, dat hij van 1608-21 raadsheer van het hof was; J. Sickenga, Het Hof van Friesland gedurende de zeventiende eeuw (Leiden 1869), 175.

Wumkes