[Jong, Wopke de]
JONG (Wopke de) Jacobszn., geb. te Grouw 24 Maart 1799, overl. te Sint Jacobi Parochie 17 Oct. 1852, zoon van den timmerman Jacob de J. en Jetske Hasselaar. Ds. S.W.C. Engelberts te Grouw bemerkte, dat er wat in hem zat, en ried de ouders aan hem voor schoolmeester te laten leeren. Zelf gaf hij hem les in verschillende talen, ook in het Latijn. In 1816 haalde Wopke den 4den rang en kwam bij meester H. Reidsma te IJsbrechtum. Hier deed hij examen voor den 3den en 2den rang en in 1819 werd hij schoolmeester in de Zuider-Drachten. Op 8 Mei 1824 huwde hij met Jantje Jobs Posthuma, een apothekersdochter. In 1826 werd hij benoemd tot hoofd der school te St. Jacobi Parochie, waar hij bleef tot zijn dood. Hij was een geleerd, veelzijdig man, die goed kon teekenen en ook als auteur een vaardige pen had. Veel gerucht maakte hij door zijn anonym friesch pamflet De dominys hifke, mar follen to licht achte (St. Anna Parochie 1840), een scherpe satyre op de luiheid en hoogmoed der predikanten, ‘dy 't om in deihier preekje en bidde, dy 't graech de Hosanna's hearre, mar er for bitankje om it krùs fen Him, dy 't se hjar Hear neame op hjar to nimmen en him nei to folgjen’. Dat zette veel kwaad bloed. Men noemde hem een scheurmaker en een eerroover, ja den Antichrist. Ds. Wybe Mebius te St. Jacobi Parochie noemde het in een preek een duivelsch pamflet. Dr. B.W. Schultetus Aenaee echter koos de partij van den schoolmeester, vertaalde het geschrift in het Nederlandsch en gaf het voor eigen rekening uit (1841). De Jong maakte zich verdienstelijk door de overzetting van enkele verzen van Horatius en Ovidius in den Friesche Volksalmanak van 1845-47, en in de Leeuw. Cour. Verder vindt men van hem friesch werk in den Friesche Volksalmanak van 1839-49; Bijekoer
(1846 en 50). Ook is van hem De kening to Ljouwert (1852) en Jancko Douwama uwt syn finsenis to Vilvoarden oan syn wijf, nei it Hollansk fen G.T.N. Suringar (Liouwert 1866). Nog is van hem een dichtstuk in drie zangen De oude kerk van St. Jacobi Parochie (Leeuwarden 1841).
Zie: J.J. Hornstra in Frysl^an (1928), 2-4; mijn Bodders yn de Fryske Striid (Boalsert 1928), 583; mijn opstellen: Horatius forfryskingen fen W. de Jong in Sljùcht en Rjùcht (1927), 852, en In Horatius forfrysking in Sljùcht en Rjùcht (1928), 8; F. Buitenrust Hettema, W. de Jong Jacz. als Friesch schrijver en dichter in Fr. Volksalmanak (1889), 129, 141.
Wumkes