[Jong, Heert Pieters de]
JONG (Heert Pieters de), geb. 13 Oct. 1828 te Lieve Vrouwen Parochie, overl. te Groningen 26 Maart 1903, zoon van den winkelier Pieter Japiks de Jong en Trijntje Gerkens Dokter. Hij kwam in aanraking met G. Colmjon, wat hem bracht tot taalstudie. Op 10 Mei 1847 werd hij ondermeester te Minnertsga, 20 Aug. 1851 hoofd der school te Marssum, 30 Juni 1853 te St. Jacobi Parochie, 2 Sept. 1869 te Stiens. In 1887 kreeg hij de benoeming als arrondissementsschoolopziener, welke betrekking hij tot 1895 vervulde. Hij ligt te Stiens begraven naast zijn vrouw Antje Thomas de Groot, een boerendochter uit Minnertsga (overl. 1 Febr. 1902). Hij was een krachtig voorstander van de friesche taal. Van hem verscheen: De Wrâld scil forgean. Petear fen in boer en syn arbeider oer it sizzen dat er in comeet tszin ûs ierdbol oanpompje scil, op é 13 Juny 1857 (Freantsjer 1857). Verder vindt men van hem bijdragen in Bijekoer (1847-50); Swanneblommen (1853, 59); Iduna X. Hij werkte mee aan den Gids voor reizenden, Friesland en de Friezen (Leeuwarden 1877) en schreef verscheidene leesboekjes voor de lagere school, die vele drukken beleefden.
Zie: J.J. Hornstra in Fryslân (1928), 129; Brinkman's Catalogus 1882-91 en 1891-1900.
Wumkes